Stenen hebben wetten – Parbode Sneak Peek
Woensdagmorgen 2 november 2016 stappen Lonnie van Brummelen en Siebren de Haan in de vroege uurtjes achterop de bromfietstaxi’s van Wodiki en zijn mati op weg naar het bos ver achter de kostgronden. Gezakt en bepakt met filmcamera, geluidsapparatuur, mondvoorraad en water, veel flessen water. Wanneer ze ‘s avonds na zevenen terugkeren naar hun logeerverblijf Pasensi in Pikin Slee is het aardedonker.
Wodiki staat even met zijn mond vol tanden als hij moet uitleggen wat ze in hemelsnaam zó lang in het bos hebben gedaan: ‘Nou gewoon, gefilmd’. ‘Ja, maar wàt hebben ze dan allemaal gefilmd?’, vragen zijn vrienden. ‘Bomen’, zegt hij, ‘alleen maar bomen’. Een antwoord dat er niet in wil bij de bosbewoners. Toch hebben die twee bakra’s urenlang niet anders gedaan dan bomen filmen, gewoon om aan te tonen hoe nietig de mens wel is naast de torenhoge toppen van die oerwoudreuzen in het regenwoud.
Rechten van Moeder Aarde
Vier jaar geleden kwamen Lonnie van Brummelen, student aan de Universiteit van Amsterdam en docent aan de Hoge School voor de Kunsten, en filosoof Siebren de Haan, voor het eerst naar Suriname. Vanaf hun samenwerking in 2002 hebben ze als kunstenaars één passie: de culturele en geopolitieke ontwikkelingen in de wereld op een wetenschappelijke manier in beeld brengen. De grondwet van Ecuador, waarin sinds 2008 de rechten van Moeder Aarde – Pacha Mama – zijn opgenomen, zette hen op het spoor van de Saramaccaners. Voor de grootste marronstam in Suriname bestaat de leefgemeenschap immers niet alleen uit mensen, maar ook uit bomen en lianen, planten en dieren, rivieren en kreken, bergen en rotsen. Zogeheten ‘niet-menselijke entiteiten’ die zelfs de gedaante kunnen aannemen van geesten. In de ogen van het kunstenaarsduo de basis voor een ‘historisch bondgenootschap’ van mens en natuur waardoor de marrons compleet anders in het leven staan dan de gemiddelde westerling. Hun Afrikaanse oorsprong, de slavernijgeschiedenis en de vlucht naar de vrijheid in het regenwoud waarin ze een nieuwe samenleving opbouwden met allerlei bovennatuurlijke krachten, vormen stof te over voor een boeiende documentaire. Een magisch-realistisch beeldverhaal met mensen, maar vooral de natuur in de hoofdrol.
Het werkterrein van de kunstenaars strekte zich uit vanaf de bovenloop van de Surinamerivier, de Gran Rio waar een paar duizend Saramaccaners vanaf 1750 de eerste clans vormden, tot beneden het Van Blommesteinstuwmeer en de Afobakadam met de ongecontroleerde goudwinning en houtkap van heden op de gronden van de voorouders. Na een voorbereiding van drie maanden in Paramaribo, intensieve studie van de geschiedenis, gesprekken met bekende Saramaccaners als Ernie Landveld, Hugo Jabini, Dorus Vrede, ging in oktober 2016 de eerste expeditie van start. In een volgeladen bus van 100 procents- chauffeur Mike Jabini naar Atjoni, in de Tempo-boot van bootsman Blanki naar Jaw Jaw, Nieuw-Aurora en Pikin Slee, het traditionele marrondorp dat met het Saamaka Museum het basiskamp zou vormen. Met als eerste doel het verzamelen van hoogtepunten uit de orale overlevering, het verkennen van geschikte locaties en het rekruteren van lokaal talent dat de verhalen moest dramatiseren.
Logistieke hobbels
Filmen in het binnenland van Suriname is vragen om onvoorziene verrassingen, alleen al omdat zon, maan, regen, wind, mist en vooral het licht zich niets aantrekken van een draaiboek. Staat er zo’n belangrijke scène op de rol als verhalen vertellen bij een kampvuur onder de volle maan, is het juist die avond compleet bewolkt en moet de opname een maand worden uitgesteld. Moet de woeste Tapawatrasula worden gefilmd, is de rivier bijna opgedroogd; wil men acteren op de grote rotsen, staat het water te hoog.
De logistiek in het bos moet eveneens hobbels overwinnen. Voor vervoer naar de locaties bracht een bromfietstaxi of de kruiwagen soms uitkomst, maar het verplaatsen van de hele ploeg naar het bos kan alleen per tractor met aanhangwagen, uren hobbelen over een smal bospad. Het natuurlijk decor van dorp met traditionele hutten en kookplaatsen onder een manyaboom lag voor de hand, maar soms sneuvelde een favoriete locatie, omdat mensenhanden een jaar later radicaal alle struiken en palmen hebben gekapt.
De professionele filmcamera bleek supergevoelig voor de tropische temperatuur en raakte zodanig van slag dat opnamen mislukten. Urenlang draaien in de felle zon leverde Lonnie bijna een zonnesteek op en ze was een dankbare prooi voor de bosmijten die haar uitslag en veel jeuk bezorgden. Het filmen van een brandende kostgrond werd bijna fataal toen de vlammen het statief met camera zo dicht naderden, dat ze hals over kop moesten uitwijken en zelf oververhit raakten.
Siebrens voornaamste zorg was het geluid. Nieuwsgierige dorpsbewoners en kinderen werden zorgvuldig op afstand gehouden. Maar grootste hinderpaal vormde de kettingzaag die met een snerpend gehuil boven alles uit klinkt. Trok men in alle vroegte voor opnamen naar een stille plek in het bos, begon een ijverige dorpeling planken en balken te zagen voor de bouw van zijn nieuwe huis en moest er zwaar worden onderhandeld om de stilte af te kopen.
Plengoffer
“In het begin hoorden we de mensen discussiëren of ze wel moesten meewerken aan het project”, vertelt Lonnie later. “Bij het woord‘film’ werd meteen gedacht aan de smak geld die ermee zou worden verdiend.” Schriftelijk toestemming geven voor de rechten was bijna onbespreekbaar. Toch zagen vooral de jongeren in dat de film het binnenland en zijn bewoners vooruit zou kunnen helpen. Dus brachten de ouderen een plengoffer om de zegen van de voorouders af te smeken. “De grote uitdaging was of de Saamaka twee blanken – die ‘niks over ons weten en de taal niet spreken’ – in vertrouwen zouden nemen”, aldus Tolin Alexander, zelf half-Saamaka, half Aukaans. Als theatermaker wist hij met zijn enthousiasme de lokale mensen uit verschillende dorpen tot acteurs om te toveren. “Het intermenselijk contact en de integriteit van de makers was doorslaggevend. Ieder stukje tekst is het verhaal van de mensen zelf en dus herkenbaar.”
Lees het hele artikel in de aprileditie van Parbode.