Stonfutu: Imro Heye: ‘Het was een mooie tijd bij de politie’ – Parbode Sneak Peek
Imro Heye begon als rekruut van de lichting ‘20 april 1965’, maakte 41 dienstjaren en klom langzaam op in rang, tot hoofdinspecteur op bureau Keizerstraat. Hij is al twaalf jaar met pensioen, zit rustig op zijn erf en kijkt tevreden terug.
Heye werkte overal, tot in Albina, toen nog als vrijgezel. In het binnenland was hij nooit echt gestationeerd, maar werd soms opgeroepen als dat nodig was. Zoals op Brownsweg na de transmigratie. Er was veel onenigheid, de mensen die gedwongen door het stuwmeer waren verhuisd, kwamen in opstand. Er werd zelfs op de politie geschoten. Hij moest er twee weken heen, als versterking.
Maar de moeilijkste periode was toen standplaats Nickerie. Daar moest je sterk in je schoenen staan. De commandant zei in een toespraak tot zijn manschappen: ‘Als je in Nickerie hebt gewerkt, kan je overal werken’. Dat kwam door de smokkelroute naar Guyana. Hier was alles goedkoper, de Guyanezen kwamen botenvol halen. Imro Heye zat er van 1981 tot 1984. Er was toen nog geen veerpont, maar de kleine bootjes voeren af en aan, buiten de douane om. “Je moest als politieman sterk in je schoenen staan, want er werd ons van alles aangeboden, je komt in de verleiding mee te doen.”
Hij is ook beschoten daar. Het was het moordgeval Van Dijk, ze waren bezig de daders op te sporen, toen ze een lekke band kregen. “We hadden geen reservewiel, moesten in het donker van Clarasluis naar Nieuw-Nickerie lopen. Toen zagen we drie schimmen en werd er geschoten. Ik dacht dat het een collega van me was, maar ik hoorde de volgende dag dat hijhet niet was. Het waren die boeven dus die op ons schoten, en ze zijn ontkomen, want ze kenden het gebied beter dan wij.”
Heye heeft zelf ook eens moeten schieten. Het was een waarschuwingsschot in de Gravenstraat, voor een arrestant die bij het kantongerecht de benen nam, hij bleef maar rennen. “Ik schoot, de kogel sloeg in een boom boven zijn hoofd. Toen had ik hem te pakken.”
Ook in de nacht van de staatsgreep in 1980 hoorde hij schoten. “Ik kwam uit de middagdienst en ging de volgende ochtend naar mijn post, op Tammenga toen. Een collega zei dat de militairen bezig waren het land over te nemen. We mochten van de korpsleiding niet uitrijden, het is te gevaarlijk, zeiden ze. We zijn dus die eerste dag op het station gebleven. Aan het eind van de middag werden we opgebracht naar de Memre Boekoe Kazerne. De militairen hadden zware wapens, die ons werden afgenomen. Zo brachten we daar de nacht door. De volgende dag werden we in kleine groepen weggestuurd met twee weken huisarrest, we mochten ons erf niet af.”
Lees het hele artikel in het juninummer van Parbode