Stonfutu: Stefanus Sabajo : ‘Hollandse Kamp zal niet wijken voor uitbreiding luchthaven’ – Parbode Sneak Peek
Stefanus Sabajo werd in 1933 geboren in Cassipora als oudste van een gezin met veertien kinderen, die alle nog leven. Hij groeide op in dit inheemse dorpje in Para, waar hij naar de lagere school ging. Als enige dorpsjongen van zes jaar ging hij met zijn vader op jacht. Op zijn twaalfde werd hij misdienaar in de kerk. Stefanus was in stilte verliefd op zijn buurmeisje Josefien. Helaas, toen ze veertien was, verhuisde ze met haar ouders naar een dorp in district Sipaliwini.
Op zijn vijftiende vroeg de Nederlandse pater aan Stefanus’ ouders of deze flinke oudste zoon bij hem kon werken als motorist, kok en misdienaar. Zij stemden toe. Voor Stefanus begon een afwisselende job. Met een gemotoriseerde korjaal reisden ze van dorp tot dorp, waar hij de pater assisteerde bij huwelijken, begrafenissen, het dopen van baby’s en bijstaan van zieken. Stefanus kon zijn ouders wat steunen, hij leerde koken en paters geliefde pannenkoeken bakken, en las veel in de boeken van de pater. Die bood hem daarom aan naar Nederland te gaan voor studie, waarbij Stefanus in een gastgezin zou verblijven. Hoewel de pater het tweemaal aanbood, weigerde Stefanus, want hij voelde er niets voor om zo ver van zijn ouders te wonen, en ze als het ware in de steek te laten.
Toen Stefanus van het ministerie van Volksgezondheid op de pastorie een oproep voor de opleiding van milieu-inspecteur ontving, meldde hij zich direct enthousiast aan. Hij werkte veertig jaar als milieu-inspecteur in het bosland. “Ik heb vanaf 1959 heel Suriname van oost tot west en noord tot zuid leren kennen vanwege mijn werk”, vertelt hij vreugdevol. “Om ploegleider te worden van een handvol milieu-inspecteurs volgde ik samen met anderen vier jaren theorie bij de parasitoloog van het Bureau Openbare Gezondheidszorg en bij de opleiding voor buitengewoon agent van politie. In 1972 slaagden we. Toen konden we het veldwerk leiden bij het onderzoek, de rapportage en bestrijding van onder meer dodelijke malariamuskieten en bilharziawormen, de specialisatie van het BOG.”
Sabajo behoorde tot de allereerste milieu-inspecteurs (bijgenaamd kakalaka skowtu) in Suriname in de jaren vijftig. In die tijd kwam het onderzoek en de bestrijding van parasitaire ziekten op gang. “Hoewel ik beter had moeten weten en mijn profylaxe had moeten innemen, heb ik zelf ook tweemaal malaria gehad bij ons werk in het bos”, vertelt Sabajo. “Een hoogtepunt op het werk was dat enkele Saramaccaanse gezagsdragers aan de Boven-Suriname een kleine dankplechtigheid organiseerden, en zij ook mijn inheemse voorouders bedankten voor de opvang en redding van hun voorouders. Dit gebeurde ook aan de Marowijnerivier bij de Aucaners.” Bij zijn eerste vriendin verwekte Stefanus twee kinderen. Uit zijn eerste huwelijk dragen zeven kinderen de naam Sabajo, maar het eindigde in een echtscheiding. Toen hij, inmiddels bijna zestig, hoorde dat zijn jeugdliefde weduwe was, en waar zij woonde, ging hij direct naar haar toe. Met deze tweede vrouw is hij 25 jaar gelukkig getrouwd geweest, tot zij onlangs stierf, twee weken na haar 85ste verjaardag.
Het hele artikel is te lezen in het aprilnummer van Parbode.