Surilines: Nederlandse stichting houdt ABN AMRO verantwoordelijk voor eerherstel Mariënburg
Dit jaar is het precies tweehonderd jaar geleden dat de Nederlandsche Handel-Maatschappij werd opgericht. Voor de Nederlandse Stichting Eerherstel Mariënburg is dit de perfecte aanleiding voor ABN AMRO om de portefeuille open te trekken. Er valt namelijk heel wat goed te maken in Suriname, waar de Nederlandsche Handel-Maatschappij – de rechtsvoorganger van ABN AMRO – jarenlang woekerwinsten boekte over de ruggen van Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders.
Tekst Miriam van Coblijn en Zoë Deceuninck
We rijden langzaam over een van de vele, smalle kanalen in het district Commewijne. In de auto zit Rosemary Samadhan, penningmeester van de Nederlandse Stichting Eerherstel Mariënburg. Samadhan is een vrolijke vrouw van 61 jaar, ze draagt een grote blauwe zonnebril en felrode lippenstift. Om haar nek hangt een ketting met een groot rond Peace teken. We zijn op weg naar de voormalige suikerplantage Mariënburg, de geboorteplaats van Samadhan.
Samadhan slaakt een opgewonden kreet wanneer we de smalle weg naast de kreek inslaan. “Hier ging ik vroeger zwemmen met mijn vriendjes!” Ze wijst met haar vinger naar het dichtbegroeide kanaal dat vroeger nog door de Afrikaanse totslaafgemaakten is aangelegd. In het kanaal staat nog een oude sluis. Aan de overkant ligt een begraafplaats. Het gras staat zo hoog, dat de graven nauwelijks zichtbaar zijn. “Daar liggen drie broers en een nichtje”, zegt Samadhan. Meteen daarna draait ze zich om en wijst naar een huis aan de linkerkant van de weg. “Dit is mijn ouderlijk huis, hier ben ik opgegroeid. Nu woont mijn broer hier”, zegt ze, terwijl ze opgewonden met haar nagel tegen het raam van de auto tikt. “Stop even, ik zie dat hij thuis is.” Ze draait het autoraam naar beneden en zwaait naar de man die in de schaduw op het terras zit. Hij heeft een baby op zijn schoot. Ze groet hem in het Sarnami, na Nederlands en Sranan de meest gesproken taal in Suriname, en vertelt dat we naar de suikerfabriek gaan. “Kom ook!”, roept ze. “Later!”, lacht haar broer, die niet van zijn stoel is opgestaan. Hij wuift ons vrolijk op weg.
‘Mijn navelstreng ligt hier’
Minstens eenmaal per jaar bezoekt Samadhan, die al jarenlang in Nederland woont, haar geboortedorp Mariënburg in Suriname. “Mijn identiteit ontleen ik aan dit gebied, mijn navelstreng ligt hier begraven”, zegt ze. Haar vader, een Hindostaanse contractarbeider, werkte vroeger in de fabriek van de voormalige suikerplantage. Op latere leeftijd werd hij de chauffeur van de directeur.
We rijden verder, voorbij een gesloten winkel waar vroeger de Nederlandse, welgestelde plantagehouders van Mariënburg hun inkopen deden, en voorbij het gebouw waar elke vrijdag grote dansfeesten werden georganiseerd. “De dansi’s waren echt het hoogtepunt van de week. Iedereen doste zich uit, de vrouwen zagen er prachtig uit”, herinnert Samadhan zich nog. Vandaag is er alleen een verroest dak waar de struiken doorheen groeien. Aan de overkant van de weg liggen de kampongs, een Indonesische term voor een verzameling woningen die bij elkaar horen, als een klein dorp (Indonesische dessa) met een omheining. De meeste huizen in de kampong, vooral die aan straatzijde, zijn inmiddels verbouwd en van steen opgetrokken. Hier en daar staat nog een houten huis, scheefgetrokken door tijd en ongedierte. De houten luikjes staan open en er wapperen kleurrijke gordijnen in de wind. “Het is verdrietig om te zien hoe de mensen hier moeten wonen”, verzucht Samadhan.
‘Verkapte vorm van slavernij’
Tussen 1873 en 1916 kwamen ruim 34.000 Hindostanen uit het huidige India naar Suriname. Deze zogenaamde contractarbeiders werden door het Nederlandse koloniale bewind aangetrokken na de afschaffing van de slavernij in 1863. Er werd hun gouden bergen in Suriname beloofd. De realiteit was echter heel anders. De contractarbeiders moesten hard werken op de plantages, voor een laag loon en onder vaak erbarmelijke omstandigheden. Het systeem van contractarbeiders wordt door historici vaak omschreven als ‘een verkapte vorm van slavernij’.
De vader van Samadhan werd tewerkgesteld op de plantage Mariënburg, sinds 1882 in handen van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM). De NHM bouwde hier een fabriek om het suikerriet van de omliggende plantages te verwerken. Ook op Mariënburg zelf werd suikerriet geplant. Later werd er ook rum gemaakt.
Op 2 juli 1902 legden Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders het werk neer als protest tegen de erg lage lonen die de NHM betaalde. De staking liep uit de hand. De uit Schotland afkomstige directeur James Mavor, die zich in Brits-Guyana in de kijker had gespeeld door zijn meedogenloze optreden en misdragingen jegens vrouwelijke arbeiders, werd diezelfde maand nog door de contractarbeiders vermoord. Een detachement van het Nederlandse koloniale leger voerde enkele arrestaties uit, waarna woedende arbeiders naar het kantoor trokken. Het leger opende het vuur op de ongewapende arbeiders: er vielen 24 doden en 39 gewonden. De lijken werden op een geheime plek in een massagraf gegooid en overdekt met ongebluste kalk, waardoor deze niet meer te vinden zouden zijn. Van de gewonden bezweken er later nog zeven. Acht arbeiders werden veroordeeld tot twaalf jaar dwangarbeid.
“Veel om trots op te zijn”
ABN AMRO heeft in 2021 het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam onderzoek laten doen naar de betrokkenheid van haar rechtsvoorgangers bij slavernij in de 18e en 19e eeuw. Daaruit blijkt dat veel van hen – zoals het bankiershuis Hope & Co. en Mees & Zoonen, makelaar in verzekeringen van slavenschepen – een spilfunctie vervulden in de trans-Atlantische slavenhandel.
Daarvoor bood ABN AMRO in 2022 haar excuses aan. ‘In de meer dan driehonderd jaar geschiedenis van ABN AMRO heeft de bank veel om trots op te zijn’, zei Robert Swaak, directeur van ABN AMRO. ‘We erkennen dat dit verleden ook zijn schaduwkanten heeft en dat dit onrecht ook na de officiële afschaffing van de slavernij heeft voortgeduurd. ABN AMRO biedt haar excuses aan voor het handelen en de pijn die deze voorgangers in het verleden hebben veroorzaakt’.
Samadhan vindt de excuses van ABN AMRO ‘niet meer dan logisch’. “Na alle vreselijke ontberingen die de totslaafgemaakten en contractarbeiders hebben moeten doorstaan”, zegt ze. “Maar de Surinaamse gemeenschap in Suriname moet ook onderdeel zijn van het helingsproces.”
Het exacte aandeel van Mariënburg in de totale opbrengst van NHM heeft IISG niet kunnen achterhalen, maar duidelijk werd dat NHM ruim zeventig jaar flinke winsten boekte op de grootste suikerplantage van Suriname. De suiker werd geëxporteerd naar Nederland en andere Europese landen. Suriname deelde niet in de winsten. In 1964 werd de fabriek verkocht aan de Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam voor vier miljoen Nederlandse gulden. Vandaag is dat zo’n 1,8 miljoen euro. Een jaar na de Onafhankelijkheid van Suriname in 1975 kwam de – inmiddels bijna verwaarloosde – suikerfabriek in handen van de Surinaamse Staat voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Tien jaar later werd de fabriek failliet verklaard.
Bomen in de fabriek
In de verlaten fabriek groeien nu twee bomen, hun groene kruin steekt uit de gebroken ramen van het gebouw. Van de slijterij en de oude fabriekshallen staan alleen nog de muren overeind. Ook de voormalige directeurswoningen zijn in erbarmelijke staat. De houten trap is vergaan, het houten terras is gedonderd en hetzelfde kan gezegd worden over het zinkplaten dak. Met lede ogen kijkt Samadhan naar het tafereel.
“In dat huis heb ik vroeger veel gespeeld”, zucht ze. Andere kinderen mochten niet zonder toestemming op het terrein komen, maar omdat haar vader de chauffeur van de directeur was, kwam Samadhan overal. “Ik was bevriend met de dochter van de directeur. Terwijl mijn vader de deftige Hollandse vrouwen van Mariënburg naar Paramaribo reed voor hun ‘SOOS-bijeenkomsten’ (een besloten gezelschap van Hollandse vrouwen, red.) speelden we samen in dit huis.”
Als penningmeester van Stichting Eerherstel Mariënburg werft Samadhan sinds vorig jaar fondsen om het terrein van de voormalige suikerfabriek te renoveren, met als doel het ‘industrieel en cultureel erfgoed een toeristische bestemming te geven’. Op die manier wil de stichting ook de werkgelegenheid voor de ruim 10.000 inwoners van het ressort Meerzorg, waar Mariënburg toe behoort, bevorderen.
Voor de renovatie van de fabriek, de woningen en de fabriekshallen doet de stichting een beroep op ABN AMRO, die ze ‘historisch verantwoordelijk’ houdt voor de vervallen staat waarin het complex zich bevindt. Maar de bank staat daar niet om te springen. “Vooralsnog hebben Zoomgesprekken met afgevaardigden van de bank geen concrete financiële toezeggingen of resultaten opgeleverd”, zegt Samadhan.
De woordvoerder van ABN AMRO reageert niet inhoudelijk op onze vragen, maar verwijst ons naar de website van de bank voor informatie. Daarop valt te lezen dat ABN AMRO in gesprek blijft met ‘de vertegenwoordigers van de gemeenschap’ om verder te onderzoeken welke activiteiten en initiatieven de bank kan ontwikkelen of ondersteunen ‘ten behoeve van de nazaten van totslaafgemaakten’. Over herstelbetalingen of het lot van nazaten van contractarbeiders spreekt de bank zich niet uit.
Aparte excuses van de koning
In Suriname stierven zo’n 5500 contractarbeiders op de plantages, allemaal afkomstig van voormalig Brits-Indië en Java. Omdat hun geschiedenis anders is dan van de Afrikaanse totslaafgemaakten, voelen de nazaten van contractarbeiders zich niet erkend in de discussie over het slavernijverleden.
Op 18 april 2024 eisten vier vooraanstaande vertegenwoordigers van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland (Surinaamse Nederlanders van Indiase afkomst, red.) in een open brief excuses van koning Willem-Alexander voor het onrecht dat hun voorouders in Suriname is aangedaan. Vorig jaar bood de koning zijn excuses aan voor de rol die het koningshuis heeft gespeeld in de slavernij.
De term ‘contractarbeiders’ verhult volgens de briefschrijvers een ‘weerzinwekkend systeem’ van uitbuiting, marteling, misbruik en moord op de plantages. Zij spreken daarom van ‘tot koelie gemaakten’ – een afgeleide van ‘tot slaaf gemaakten’. ‘Koelie’ is een negatief beladen term voor ongeschoolde arbeiders afkomstig uit Azië, maar wordt desondanks vaak gebruikt in beschrijvende en historische context.
Radjinder Bhagwanbali, een van de auteurs van de brief, doet sinds 1981 onderzoek naar de geschiedenis van contractarbeid in Suriname. Tegenover NOS stelt hij dat de excuses voor het slavernijverleden niet toereikend zijn voor de Hindostaanse geschiedenis. ‘Je moet excuses aanbieden voor alle fouten tegen de menselijkheid. Je hebt de Afrikaanse mensen inderdaad dit leed aangedaan, maar één ding vergeet je: je hebt dit ook de Hindostanen en Javanen aangedaan’, aldus Bhagwanbali, zelf ook een nazaat van een contractarbeider.
‘Een brok historie’
De Surinaamse overheid heeft moeite gedaan om de voormalige suikerfabriek Mariënburg nieuw leven in te blazen. Er is een speeltuin aangelegd en er is een voetbalveld van kunstgras. Een van de oude fabriekshallen wordt momenteel door het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij omgebouwd tot een zondagse markt. Een handjevol arbeiders is bezig met de aanleg van een nieuwe fundering. Een nieuw, modern wit gebouw op het midden van het terrein doet sinds december 2023 dienst als ‘Culinary, Craft & Art Center’. De bedoeling is dat het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur hier activiteiten organiseert voor de kinderen en jongeren van Mariënburg, maar tijdens ons bezoek is het er akelig stil.
“Wat een brok historie ademt Mariënburg toch”, zucht Samadhan. “De meeste Surinamers zijn zich er niet van bewust.” Zij hoopt dat Mariënburg in ‘oude luister’ kan worden hersteld, opdat de bewoners weer trots op hun dorp kunnen zijn. “Dat zou pas recht doen aan al het leed van onze voorouders!”, stelt Samadhan. Maar dan moet ABN AMRO wel eerst over de brug komen met de nodige financiering. Het komende jaar volgen we Samadhan in haar poging dit voor elkaar te krijgen.
Geschiedenis plantage Mariënburg
De suikerplantage Mariënburg werd in de 18e eeuw gesticht door de Nederlandse Maria de la Jaille, dochter van Gabriel de la Jaille en Sara Lodge, de eigenaars van de nabijgelegen plantage Nieuwzorg. Elf jaar na het opstarten van de plantage overleed De la Jaille, die toen al jarenlang in Nederland woonde. Na haar dood ging het bergafwaarts met de inkomsten. Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 werden op Mariënburg 99 personen vrijgemaakt en 21 nieuwe achternamen genoteerd. Na de afschaffing van de slavernij moesten de totslaafgemaakten nog tien jaar onder Staatstoezicht op de plantages doorwerken. Om het dreigend tekort aan arbeidskrachten op te vangen, werd gezocht naar alternatieve arbeidskrachten. Die vond Nederland in voormalig Brits-Indië en Java. Koning Willem III sloot in 1872 een akkoord met de Britse regering. Een jaar later arriveerde het eerste schip Lalla Rookh met Hindostaanse contractarbeiders in Paramaribo, de eerste Javanen arriveerden in augustus 1890. Ze sloten een contract voor vijf jaar.
Dit artikel is onderdeel van de serie ‘Surilines’, een onderzoek naar de banden tussen Suriname en Nederland in aanloop naar 50 jaar Onafhankelijkheid. In 2024 ligt de focus op financiën. Bezoek de website www.surilines.nl voor meer informatie
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten
Dit artikel is verschenen in het julinummer van de Parbode, verkrijgbaar in de winkel in Suriname
Wilt u informatie over het afsluiten van een (digitaal) abonnement?
Klik op www.parbode.com/abonneren