Surilines: Suriname haalt voordeel uit Nederlandse artsenopleiding
Een Surinaamse arts die verder wil studeren moet daarvoor naar Nederland: een lange en dure omweg die niet voor iedereen is weggelegd. Om het tekort aan specialisten op te lossen, moet Suriname zo snel mogelijk een eigen opleiding instellen, luidt het advies van chirurg Chander Mahabier. Maar Suriname staat daar nog niet om te springen: het opleiden in Nederland heeft namelijk ook zijn voordelen.
Door Robin Austen en Zoë Deceuninck
In 2020 vloog Denise Telgt, een Nederlandse infectioloog met een Surinaamse achtergrond, zeven keer naar Suriname. Ze coördineerde hier twee medische missies van in totaal tachtig gezondheidsmedewerkers. Allemaal kwamen ze vanuit Nederland naar Suriname om te helpen bij de bestrijding van het coronavirus.
Samen met de Universiteit van Amsterdam (UvA) en twee collega’s onderhandelt Telgt nu met het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP) over een jaarcontract om deeltijds te gaan werken in Suriname. “Het AZP heeft op dit moment maar één infectioloog. We willen ervoor zorgen dat er iedere drie maanden een infectioloog uit Nederland naar Suriname gaat om er te helpen. Ik hoop een van hen te zijn”, zegt de 55-jarige Telgt aan de telefoon.
Ook de Surinaamse uroloog Jimmy Fernandes werkt in Nederland en vliegt al 24 jaar regelmatig naar Suriname om in het ziekenhuis te werken. Toen hij daarmee in 1998 begon, was er geen enkele uroloog in Suriname werkzaam. Op eigen initiatief bracht Fernandes zijn vakanties hier al werkend door. “Tegen Surinaamse tarieven, om de collega’s niet te concurreren”, zegt Fernandes.
Het geld spaarde hij om de volgende keer terug te komen. Zijn initiatief groeide uit tot Stichting Uro-Sur: een groep van twintig urologen gaat tegenwoordig nog steeds afwisselend om de twee weken naar Suriname om het land te voorzien in urologische zorg. Suriname heeft inmiddels ook vier vaste urologen.
Burn-out
Medische missies uit Nederland zijn nodig, want Suriname kampt niet alleen met een tekort aan verpleegkundigen, maar ook met een tekort aan artsen en specialisten. “De missies tijdens de coronaperiode vond ik heel bijzonder, ze hebben ons ontzettend geholpen”, zegt Amar Punwasi, een Surinaamse arts die in Paramaribo samenwerkte met de ingevlogen Nederlandse collega’s. “Maar,” voegt hij eraan toe, “als de missie weg is, moet je weer alleen verder.”
Tot 2018 was Punwasi de enige nefroloog in het AZP. Door de “hoge werkdruk, lange uren en slechte communicatie” belandde hij in 2017 in een burn-out ‒ twee jaar nadat hij was beëdigd als nefroloog. Van rusten was echter geen sprake, want daarvoor was er te veel werk.
“Twee extra artsen”, dat is wat Punwasi nodig had op de afdeling nefrologie, waar mensen met nierziekten worden behandeld. De uitbraak van COVID-19 in Suriname was voor Punwasi de spreekwoordelijke druppel. “Keer op keer heb ik bij de directie aan de bel getrokken dat ik hulp nodig had. Tot in het kantoor van de minister van Volksgezondheid heb ik gestaan, overigens een goede vriend van mij”, zegt hij.
De artsen kwamen niet, maar wat wel kwam, was een telefoontje uit Curaçao. Het Curaçao Medical Center had hem al eerder benaderd voor een baan op het eiland, maar eind 2021 stemde Punwasi in. Sinds januari woont en werkt Punwasi op Curaçao, en is Suriname een medische specialist armer.
Geen perspectief
Uroloog Fernandes trok in 1996 weg uit Suriname, nadat hij er zes jaar had gewerkt. “Ik ging weg uit Suriname, omdat er geen perspectief was. Ik was jong en wilde meer”, zegt hij aan de telefoon. Na een tussenstop in het Caribisch gebied belandde hij in Nederland. “Maar ik liet heel wat patiënten in Suriname achter en dat vond ik sneu”, blikt Fernandes terug.
“Suriname is niet zielig, maar heeft wel hulp nodig”, zegt Telgt. Tot in de Nederlandse Tweede Kamer heeft ze gelobbyd om ervoor te zorgen dat er COVID-19-vaccins naar Suriname gingen. “De eerste keer lukte het, maar tijdens de tweede COVID-19-missie had het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) geen zin meer.” In 2020 heeft dit ministerie ook de medische missie naar Suriname medegefinancierd middels het bekostigen van vervoer en het faciliteren van visa-aanvragen. Het totale kostenplaatje voor het ministerie komt op 55.000 euro, meldt een woordvoerder van BZ. In 2021 heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de missies betaald.
Telgt is geen voorstander van “alleen maar dingen brengen naar Suriname”, omdat Suriname daarmee afhankelijk is van de grillen van Nederland. “We moeten meer mensen in Suriname opleiden zodat zij weer anderen kunnen opleiden”, is volgens Telgt de oplossing.
‘Opleiden, opleiden, opleiden’, luidde ook het advies van chirurg Chander Mahabier tijdens ons laatste gesprek in Suriname: “Suriname moet massaal zijn eigen specialisten opleiden.” Ook Mahabier vliegt minstens twee keer per jaar naar Suriname om operaties uit te voeren.
Schrijnend tekort
Suriname heeft in de 46 jaar dat het onafhankelijk is nog geen eigen opleiding voor medische specialisaties opgericht. En dat zal ook niet snel veranderen, waarschuwt Stephen Vreden, medisch wetenschapper en al dertien jaar voorzitter van de Specialisten Registratie Commissie (SRC) in Suriname. De SRC bewaakt de kwaliteit van de specialisatieopleidingen en ziet erop toe dat de opleiding verloopt zoals die door de opleiders is voorgesteld.
“We zijn absoluut nog niet eraan toe om de opleidingen volledig in Suriname te verzorgen. Dat heeft niets te maken met onze intelligentie, maar met de kleinschaligheid van Suriname. Een specialistische opleiding is vooral een praktische opleiding. Je hebt genoeg specialisten nodig die een arts kunnen opleiden, en dat hebben we op dit moment gewoon niet”, zegt Vreden.
De aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is 20 artsen per 10.000 inwoners. Suriname heeft nog niet de helft daarvan in 2018, aldus de meest recente cijfers. Onder specialisten is het tekort bij het ene specialisme schrijnender dan bij het andere. Zo heeft Suriname maar één microbioloog, terwijl dat er eigenlijk vier moeten zijn. In 2017 telde Suriname 211 specialisten op een bevolking van bijna 600.000 inwoners. Dat zijn nog geen vier specialisten per 10.000 inwoners. Ter vergelijking: Nederland heeft 13 specialisten per 10.000 inwoners.
“Het is zeker wenselijk dat er meer specialisten komen op vrijwel elk gebied”, zegt Vreden, “Maar of je die tekorten ook oplost door een heleboel meer op te leiden, daar ben ik niet van overtuigd. Je kan investeren om het aantal specialisten in Suriname te verdrievoudigen, maar dan moet je hopen dat de specialisten die geen werk vinden in Paramaribo op eigen initiatief in de andere districten gaan werken. Het kan ook zijn dat ze naar het Caribisch gebied verdwijnen, daar zijn we niet mee geholpen.”
Naar Nederland
Een Surinaamse arts die zich wil specialiseren, moet verplicht voor stage naar het buitenland. Wegens de gemeenschappelijke taal, geschiedenis, vergelijkbare opleidingsprogramma’s en kwaliteit van de gezondheidszorg kiezen de meeste voor een stage in Nederland. Afhankelijk van de soort specialisatie duurt een stage één tot maximaal vier jaar.
In 2012 trok Punwasi naar Nederland om zich te specialiseren in nefrologie, een opleiding van zes jaar waarvan twee jaar in Nederland. In het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam kreeg hij niet betaald voor zijn werk, in tegenstelling tot zijn Nederlandse collega’s in opleiding. Voor wie vier jaar stage moet lopen in Nederland kunnen de verblijfskosten oplopen tot zo’n 100.000 euro. De hoge kosten kunnen jonge artsen ontmoedigen om aan een specialisatieopleiding te beginnen, erkent Vreden. “De betaling voor Surinaamse artsen in opleiding in Nederland is nog niet centraal geregeld. Sommige ziekenhuizen nemen het voor hun rekening, andere niet. We zijn daarover aan het praten om dat eventueel centraal te structureren”, zegt Vreden.
Naar een hoger niveau
De uitwisseling naar Nederland is historisch gegroeid en constant in ontwikkeling, vervolgt Vreden. Voordat Suriname in 1969 een Faculteit der Medische Wetenschappen kreeg, had het alleen een geneeskundige school. “Om arts te worden, moest je sowieso voor de volledige studie naar Nederland, anders bleef je geneesheer.”
Naarmate meer artsen na hun opleiding terugkwamen, ontwikkelde de geneeskunde in Suriname zich naar een hoger niveau. “Sommige artsen specialiseerden zich ook in Nederland, en zo kregen we specialisten in het land en werd het mogelijk om een deel van de opleiding hier te doen. We werken ernaar toe om in de volledige opleiding te voorzien, maar dat gaat toch nog wel even duren”, zegt Vreden. Bovendien heeft de opleiding in Nederland ook zo haar voordelen.
Niet alle medische ingrepen, technieken en methoden om een ziekte of probleem te kunnen vaststellen zijn beschikbaar in Suriname. “Met een opleiding in het buitenland leren onze artsen niet alleen dat die mogelijkheden bestaan, maar ze leren de technieken ook beheersen. Onze specialisten voldoen daardoor aan internationale eisen. Eenmaal terug in Suriname, zullen ze er wellicht naar streven om die techniek ook hier mogelijk te maken.” Een eigen opleiding in Suriname betekent inleveren op de kwaliteit van Surinaamse artsen.
Donaties
Ooit was het Punwasi zijn droom om de afdeling nefrologie in het AZP ‘meer body’ te geven. Naast zijn werk in het ziekenhuis schreef hij begrotingsplannen en trok hij aan de bel bij verschillende donorinstanties om het AZP van een nierdialyse-apparaat te voorzien. “Dialysepatiënten die in het ziekenhuis lagen konden hun bloed niet filteren, omdat het AZP daarvoor geen apparaten in huis had”, zegt Punwasi. Via zijn voormalige opleiders in het AMC in Amsterdam kreeg hij uiteindelijk een aantal dialyse-apparaten cadeau.
De gezondheidszorg in Suriname wordt al jarenlang gefinancierd met donaties uit Nederlandse ziekenhuizen, donororganisaties, stichtingen en individuele initiatieven. Vaker wel dan niet verlopen deze donaties via persoonlijke netwerken, waardoor het onmogelijk te achterhalen is om hoeveel geld het in totaal gaat. Volgens chirurg Mahabier heeft zijn stichting Cogesur sinds 1991 ‘meer dan vijftien miljoen euro’ aan materiaal voor de Surinaamse gezondheidszorg voorzien. Ook Uro-Sur heeft zijn bijdrage geleverd. “Er zijn periodes geweest dat we tussen de 100.000 en 200.000 euro per jaar aan hulpgoederen hebben verstrekt”, zegt Fernandes.
Eenmaal aangekomen in Suriname, worden de hulpgoederen onderling verdeeld tussen de ziekenhuizen. Maar de massale hulpverlening heeft ook een nadeel, stelt Fernandes: “Het valt het ministerie van Volksgezondheid in Suriname niet op dat er een grote behoefte is, want zij denken dat het allemaal wel loopt.” Omdat verschillende missies bovendien los van elkaar verlopen, gebeurt de hulpverlening ad hoc, stelt hij.
Een aderlating
Maar Suriname mag een ziekenhuis vol apparaten hebben, zonder handen aan het bed is er geen zorg voor patiënten. Die laatste wake-upcall kwam er tijdens de coronapandemie en is er sindsdien niet minder op geworden. Er is de aanhoudende noodkreet van de kinderartsen in het AZP, en nog in mei van dit jaar moest het Diakonessenhuis in Paramaribo een patiëntenstop inlassen omdat er te veel personeel was uitgevallen. Volgens de meest recente data van de WHO had Suriname in 2017 nog 651 artsen, een jaar later was dat gedaald naar 450.
Punwasi beseft dat zijn vertrek uit Suriname een aderlating is. “De minister heeft me nog gevraagd om te overwegen, maar toen was het al te laat. Ik had mijn punt van ‘no return’ bereikt”, zegt hij. Met zijn verhuizing naar Curaçao koos hij voor zijn eigen (mentale) gezondheid. “De werkdruk is hier veel lager en ik kan weer genieten van de tijd met mijn gezin.” Of hij ooit nog terugkomt naar Suriname? “Onder de voorwaarde dat we op een gezonde manier kunnen communiceren en dat we naar elkaar kunnen luisteren.”
Infectioloog Telgt kent genoeg jonge medici in Nederland die recent een baan aangeboden hebben gekregen in Suriname en er ‘best wel’ voor een aantal jaar willen werken om de hoogste nood te blussen. Maar ook dan zijn er voorwaarden aan verbonden. Een school voor de kinderen, een baan of bezigheid voor de partner, een huis in een goede wijk en vervoer dat is geregeld. “Dat is de basis”, zegt de infectioloog. Onder die voorwaarden is Telgt ervan overtuigd dat er zich meer mensen zullen melden voor een baan in Suriname. Over het salaris maakt ze zich geen zorgen. “Dat is niet zo ver van het gemiddelde van wat je in Nederland krijgt, je kan er prima mee rondkomen in Suriname.”
Als alles volgens plan verloopt, is er per 1 juli 2022 een pendeldienst van Nederlandse infectiologen in Suriname opgestart. “Mits de contractvoorwaarden zijn overeengekomen”, zegt Telgt. De bedoeling is dat het contract met AZP op termijn wordt verlengd naar vijf jaar. “In Suriname willen we enthousiasme creëren bij de jonge artsen om een opleiding infectiologie in Nederland te gaan doen. Daarbij gaan wij waarborgen dat ze ook betaald worden. Dat is het kleine waarmee we beginnen”, zegt Telgt over de beoogde samenwerking tussen UvA en AZP. In die samenwerking is noch de overheid van Nederland, noch die van Suriname betrokken.
Dit artikel is onderdeel van de serie ‘Surilines’, een onderzoek naar de banden tussen Suriname en Nederland in de aanloop naar 50 jaar Onafhankelijkheid. In 2022 ligt de focus op de gezondheidszorg
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Dit artikel is verschenen in het augustusnummer van de Parbode
Wilt u informatie over het afsluiten van een (digitaal) abonnement?
Klik op www.parbode.com/abonneren