Surilines: Voor studie naar Nederland – ‘Suriname is mijn thuis, maar ik moet eerst mezelf ontwikkelen’
Surinaamse middelbare scholieren kampen met stakende leraren en nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs. Stakingen en protesten zijn aan de orde van de dag, omdat onderwijzend personeel van het inkomen niet rondkomt. Dat komt door aanhoudende sociaal-economische problemen en hyperinflatie. Gebrek aan perspectief in eigen land dwingt sommige leerlingen tot (r)emigratie naar Nederland voor betere onderwijskansen én toekomstperspectief.
Tekst Miriam van Coblijn
Halverwege de maand mei namen onderneemster Dorothy Krolis en haar 16-jarige zoon O’dany met pijn in het hart afscheid van hun geliefd Suriname. Op de Johan Adolf Pengel International Airport (Zanderij) pakten ze het vliegtuig naar Nederland om tijdig O’dany’s inschrijving bij een nader te bepalen gemeente te regelen. Hij start samen met zijn moeder de zoektocht naar een geschikte school voor afronding van zijn havo-opleiding. Het vergroten van zijn digitale vaardigheden en ICT-kennis heeft ook prioriteit.
“Kwaliteit van onderwijs is de sleutel voor een goede toekomst van je kind”, zegt Krolis. “In principe was bij ons vertrek uit Nederland in 2012 al duidelijk dat hoger onderwijs in het buitenland genoten zou worden. De oudere broer van O’dany nam in augustus 2021 het besluit om in Nederland zijn opleiding te voltooien. Op dat moment besefte ik dat het vertrek van mijn jongste zoon onontkoombaar was. Door de aanhoudende sociaal-economische malaise in het land maken we nu de oversteek. Begin juni keren we terug naar Suriname. O’dany begint in augustus in Nederland aan zijn studie. Het is een bekend fenomeen dat kinderen naar Nederland gaan om te studeren. Mijn zoons hebben de Nederlandse nationaliteit. Daardoor kunnen ze ervaren hoe het is om in een hoog ontwikkelde samenleving te leren en te leven.”
Bitterzoet afscheid
3-havo leerling O’dany studeert aan Het Nederlands Lyceum te Paramaribo. Een particuliere openbare school voor Nederlands onderwijs op vmbo-, havo- en vwo-niveau. De school is aangesloten bij stichting NOB (Nederlands Onderwijs in het Buitenland). De Nederlandse Inspectie bezoekt de school waardoor de kwaliteit ‘gewaarborgd’ blijft. O’dany zou later ooit misschien wel terug naar Suriname willen. O’dany: “Suriname is mijn thuis. Ik wil graag een handje meehelpen om de economische situatie te verbeteren, maar ik moet eerst mezelf ontwikkelen. Dus dat is een doel voor later. Na het behalen van mijn havodiploma wil ik een economische vervolgopleiding op hbo-niveau gaan doen. Gecombineerd met mijn passie een sportcarrière in het kickboksen, maar of deze droom echt kans van slagen heeft?”
Faciliteert Nederland de kennisvlucht uit Suriname of houdt Nederland de komst van Surinaamse leerlingen en studenten tegen? Volgens de Surinaamse opiniemakers Dave Ensberg-Kleijkers, vicevoorzitter van het Johan Ferrier Fonds, en Joan Nunnely van Suconnect in dagblad Trouw (12 mei 2023), kampt Suriname met een braindrain als gevolg van aanhoudende economische problemen en hyperinflatie: “Dit heeft grote gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs aan Surinaamse leerlingen en studenten. Velen zien geen perspectief meer in hun land en nemen de wijk richting Nederland. Maar komen deze leerlingen en studenten na hun studie in Nederland wel terug naar hun thuisland?”
Als onderwijsminister Dijkgraaf later dit jaar Suriname bezoekt, mag het daarom niet alleen gaan over het gezamenlijke slavernijverleden van Nederland en Suriname. Zijn Surinaamse collega-onderwijsminister, Henry Ori, zal Dijkgraaf uitdagen zich uit te spreken over de ‘studentenvlucht’.
Het is volgens Ensberg-Kleijkers en Nunneley de wens van de Surinaamse regering dat studenten na hun studie in Nederland terugkeren naar het moederland om bij te dragen aan de (weder)opbouw van hun land. “Tegelijkertijd kan Nederland goed opgeleide en gemotiveerde jonge mensen (die bovendien Nederlands spreken) goed gebruiken op de eigen krappe arbeidsmarkt. Kiest Dijkgraaf voor langetermijnontwikkeling van Suriname of voor de kortetermijnbehoeften van Nederland? Ori, geboren en getogen in Suriname, studeerde als 20-jarige in Twente en Rotterdam. Na jarenlang in Nederland gewerkt te hebben, keerde hij in 2000 terug naar Suriname. Een route en levensloop die Surinaamse leerlingen en studenten kan inspireren”, concluderen Ensberg-Kleijkers en Nunnely.
De emigratie naar Nederland is het gevolg van een interne Surinaamse dynamiek en de Nederlandse oriëntatie in het onderwijs. Het is vooral de elite die vanaf het einde van de negentiende eeuw in Nederland studeert. Toenmalig koningin Wilhelmina kondigde in 1942 aan ‘dat de rijksdelen eens de eigen aangelegenheden moeten behartigen in zelfstandigheid’. In 1954 is Suriname door Nederland erkend als overzees gebied in plaats van een kolonie. Suriname werd opgenomen in het Koninkrijk der Nederlanden. Het Surinaams paspoort was gelijkwaardig aan een Nederlandse. Er rustte in de periode van de beperkte autonomie (1954-1975) een zware hypotheek op het Surinaamse onderwijs. Het onderwijs was geheel op Nederlandse leest geschoeid. De erfenis van het kolonialisme en demografische ontwikkelingen zijn factoren die de afhankelijkheid van Suriname ten opzichte van Nederland in stand hielden. Oorzaken die ook in de 21ste eeuw waarneembaar zijn.
Surinaamse scholieren zijn vooral in de Randstad aanwezig. “Deze leerlingen zijn er altijd al geweest en ook dit jaar hebben we er zes mogen verwelkomen”, zegt Marian Dors, docente en kunst- en cultuurcoördinator van Praktijkcollege De Dreef in Amsterdam-Zuidoost. Door de aderen van Dors, dochter van de Surinaamse onderwijssocioloog Henry Dors, stroomt passie voor kunst, cultuur en onderwijs. Op de Academie voor Theater en Dans/AHK, Opleiding Docent Dans is zij stagecoördinator voor de eerste- en tweedejaars studenten. Dors had een idee om de leerlingen van De Dreef een ‘happy’ feeling te geven tijdens hun schoolperiode. Ze schreef een plan waarin ze via kunst en cultuur de leerlingen sociale vaardigheden, zelfkennis en talent wil laten ontwikkelen.
Dors: “Op De Dreef staat de leerling centraal en wij begeleiden ze naar een passende plek op de arbeidsmarkt of naar een vervolgopleiding. Iedere klas heeft een eigen mentor waar leerlingen terecht kunnen. Op het moment dat de Surinaamse leerlingen in Nederland komen, worden ze getest op intelligentieniveau en/of wordt een drempelonderzoek afgenomen om niveaubepaling te doen. Na het onderzoek komen ze op school voor een rondleiding en intakegesprek. Van enig niveauverschil is geen sprake. Bij het vak Cultureel Kunstzinnige Vorming (CKV) doen ze erg goed mee.”
Dors: “Het is opvallend dat deze leerlingen minder op Europa gericht zijn en meer op Suriname. Als ze al op vakantie gaan, is het naar Suriname. Verder hebben ze geen idee waar Europese landen op de kaart liggen, omdat deze geografische kennis niet op school in Suriname is onderwezen. Qua kleding, normen en waarden heerst er minder vrijheid in Suriname.” Surinaamse leerlingen hebben meer respect voor de leerkrachten, het onderwijs en hun ouders. Wat betreft de sociale vaardigheden durven Surinaamse leerlingen bij CKV wel meer te presenteren. “Bij CKV moet je samenwerken en presentaties leveren, hetgeen ze prima doen. De meeste leerlingen vinden in de beginperiode onderdak bij familie of kennissen die al in Nederland woonachtig zijn”, vult Nicole de Boer, gedragswetenschapper bij Praktijkcollege De Dreef aan.
Inzet schoolteam
Voor elke leerling wordt bij aanvang op De Dreef een startdocument gemaakt met relevante informatie. In dit startdocument staan de ondersteuningsbehoeften, de belangrijkste belemmerende en bevorderende factoren en de verwachte uitstroom van de leerling. De Boer: “Uit dit startdocument komt een Individueel Ontwikkelingsperspectiefplan (IOP). Hierin beschrijft de mentor in samenspraak met de ouders en leerling de leerdoelen en leerroute die de leerling volgt. Het plan van de leerling wordt twee keer per jaar met de ouders en de leerling besproken en zo nodig bijgesteld.”
De 13-jarige Surinaamse Givanja Kensmil volgt sinds vijf maanden praktijkonderwijs bij De Dreef en zat in Suriname in de eerste klas van een muloschool in Paramaribo. “Bij aankomst deed ik een test voor het Amsterdamse Montessori Lyceum. Het advies was vmbo-kader. Nu volg ik praktijkvakken zoals rekenen, kunst en cultuur, koken en techniek. Het onderwijs bevalt goed, maar ik heb nog geen idee qua beroepskeuze”, zegt ze. Haar moeder Flavia is het oneens met het vmbo-advies. Ze liet haar dochter opnieuw testen met als uitkomst een mavo/havoadvies. Indien mogelijk zal haar dochter dit onderwijstype op een andere school gaan volgen.
Ook de 14-jarige Surinaamse Sigourney Esseboom is al acht maanden leerling bij Praktijkcollege De Dreef. Ze zat in het tweede jaar van de muloschool in Paramaribo. Volgens haar moeder mist ze haar vriendinnen in Suriname en heeft ze niet echt goed afscheid genomen. “Nederland biedt mijn familie een betere toekomst. Kunst- en cultuurvakken vind ik erg interessant, maar ik wil graag kapster worden. De manier van lesgeven vind ik hier fijner dan in Suriname. Het is vrijer en er zijn meer beroepskeuzes.”
Verblijfsvergunning
Via het zogenaamde ‘Chavez-verblijfsrecht’ kwam de migratie van Sigourney en haar familie naar Nederland tot stand. Om als verzorgende ouder bij een minderjarig Nederlands kind te wonen is er een verblijfsdocument nodig (Wanneer de ouder van het Nederlandse kind in aanmerking komt voor een verblijfsrecht in Nederland op grond van het ‘Chavez’-arrest, dan is het niet nodig om een MVV – een machtiging tot voorlopig verblijf – aan te vragen. Het is niet van belang of er een geldig visum is wanneer de aanvraag bij de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) wordt ingediend. Verder gelden er in deze situatie geen voorwaarden voor wat betreft inburgering in het buitenland en inkomen).
De Nederlandse wetgever verbiedt in beginsel registratie van etnische persoonsgegevens. Dit verbod is neergelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens. Exacte cijfers van instroom van leerlingen vanuit Suriname in het Nederlands onderwijs zijn niet voorhanden. Van de individuele leerlingen worden wel personalia en de voormalige school in het geboorteland van herkomst geregistreerd.
Jerney van Gennip is vier jaar werkzaam als zorgcoördinator bij het Buitenhout College voor beroepsgerichte mavo, mavo, vmbo-kader en vmbo-basis in Almere-Buiten. Zij is gespecialiseerd in het signaleren van extra ondersteuningsbehoeften van leerlingen. Als zorgcoördinator is zij verantwoordelijk voor de zogeheten ‘tafel en stoel’-intake en doorstroom van Surinaamse leerlingen vanaf twaalf jaar. “Surinaamse kinderen vallen onder het Nederlandse onderwijsbeleid. Deze leerlingen maken een niveau-toets omdat het mulo in Suriname geen gespecificeerd onderwijs biedt, terwijl het vmbo in Nederland gekenmerkt wordt door een gedifferentieerd onderwijsaanbod. De kinderen worden vaak door familieleden ingeschreven. Ten behoeve van de aanmeldingsprocedure vragen wij om overgangsrapporten en benodigde documenten. Na de intake volgt een toetsmoment, afgenomen door een begeleider passend onderwijs. Onze school wil bijdragen aan een kansrijk toekomstperspectief voor onze leerlingen.”
“Surinaamse kinderen krijgen de gelegenheid om drie weken in ons zorglokaal te acclimatiseren om de lesstof tot zich te nemen”, vervolgt Van Gennip. “Het is belangrijk voor een kind om goed in zijn vel te zitten. Er is toch sprake van een cultuurshock; in Suriname gehoorzamen leerlingen de juf en de meester. In Nederland zijn kinderen bijdehanter. De kinderen doen het overwegend goed en behalen hun diploma.”
Ouders en opvoeders hebben waardering voor de grote inzet en bereidheid van schoolteam en directies om onderwijs voor Surinaamse leerlingen te organiseren. Hun maatschappelijke opdracht nemen zij serieus. Op bovengenoemde scholen overheerst overwegend een prettig leefklimaat zonder noemenswaardige racistische incidenten. Discriminatie op basis van afkomst of huidskleur komt echter ook in Nederland voor in het onderwijs. Ruim 50 procent van de leerlingen op verschillende schoolniveaus geeft aan dit te ervaren (bron: Movisie, november 2022).
Feiten en cijfers: ervaringen van leerlingen en docenten
Uit het rapport Ervaren discriminatie in Nederland II van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2020) blijkt dat meer dan 50 procent van de leerlingen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaans-Nederlandse achtergrond discriminatie ervaart door zowel klasgenoten als docenten of begeleiders. Denk aan uitschelden, pesten, bedreigen, schoppen en slaan, en ongelijke behandelingen zoals een te laag schooladvies of te lage beoordelingen. Op het terrein van advisering en beoordeling wordt de meeste discriminatie erkend, voor een deel van de leerlingen is dat reden om te stoppen met de opleiding.
Dit artikel is onderdeel van de serie ‘Surilines’, een onderzoek naar de banden tussen Suriname en Nederland in de aanloop naar 50 jaar Onafhankelijkheid. In 2023 ligt de focus op het onderwijs.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Lira Auteursfonds Reprorecht. Bezoek de website www.surilines.nl voor meer informatie.
Dit artikel is verschenen in het augustusnummer van de Parbode, verkrijgbaar in de winkel in Suriname
Wilt u informatie over het afsluiten van een (digitaal) abonnement?
Klik op www.parbode.com/abonneren