Surinaamse binnenland schatkamer van nieuwe diersoorten
In totaal veertig nieuwe diersoorten, waaronder vijf nieuwe sprinkhanen, een kikker, een rat en vijf vissen. Dat is de opbrengst van de in augustus 2010 gehouden expeditie in Kwamalasamutu en omgeving onder toezicht van Conservation International. Het team bestond uit elf wetenschappers, twaalf Surinaamse studenten en zo’n tien inheemsen. De Amerikaanse entomoloog Andrew Short, een autoriteit op het gebied van waterkevers, ontdekte rond het Trio-dorp tien nieuwe waterkeversoorten.
Andrew Short (30), werkzaam bij het Natural History Museum & Biodiversity Research Center van de Universiteit van Kansas, is gespecialiseerd in waterkevers. De expeditie in het zuiden van Suriname was niet zijn eerste. Hij heeft deelgenomen aan twintig veldwerkonderzoeken in Zuid-Amerika, waarvan acht keer in Venezuela. Ook verrichtte hij onderzoek in Costa Rica, Ecuador en de Dominicaanse Republiek. “Waterinsecten, waaronder kevers, worden gebruikt in onderzoeken om waterkwaliteit te meten. In Amerika zijn formele onderzoeksprocedures om waterinsecten te verzamelen en historische data en kennis van de verschillende aspecten van hun biologie te verkrijgen om daarmee verstoringen in het milieu nu en in het recente verleden te kunnen bepalen”, legt Short uit.
Biogeografie
“Een helder ogende stroom waarin zich geen insecten bevinden, of soorten die bestand zijn tegen vervuiling, suggereert dat iets niet in orde is met het water wat onderzoek noodzakelijk maakt. De stroom zou gedurende een bepaalde periode gecontroleerd moeten worden om een verbetering of een afname van de insectenpopulatie te kunnen waarnemen. Waterinsecten kunnen hiervoor gebruikt worden, omdat zij reageren op giftige stoffen.”
De 27-jarige studente milieuwetenschappen Vanessa Kadosoe opereerde als veldassistente van Short. Voor haar was het de tweede keer dat ze deelnam aan een groot zogenoemd ‘Rappid Assessment Program’ (RAP). In november 2008 deed ze veldonderzoek bij de Raleighvallen. Kadosoe: “Het onderzoek bij Kwamalasamutu was mijn eerste grote veldonderzoek en heeft het langst geduurd. Conservation International-Suriname had mij hiervoor benaderd. De natuur is mijn grote liefde en ik probeer zo vaak mogelijk tijd daarin door te brengen. Mijn hart gaat voornamelijk uit naar dat deel, dat door velen niet wordt gezien, namelijk insecten. Om het nut van waterkevers beter te kunnen begrijpen is het van belang ze niet los te zien van hun habitat. Hoewel het merendeel zich daadwerkelijk in water ophoudt, kan een aanzienlijk deel ook op land gedijen. En deze eigenschap geeft een breder beeld van de omstandigheden waaronder ze kunnen leven of juist niet. In water kunnen waterkevers zich in zeer grote hoeveelheden afwisselend ophouden aan het oppervlak, onder water of juist aan de randen van waterplasjes, zwampen, kreekjes of stroompjes. Wanneer de kwaliteit van het water zou veranderen, zouden afwijkingen in hun populatie een resultaat hiervan kunnen zijn.”
Avontuurlijk
Voor Short is er nog een andere reden waarom hij in Suriname waterkevers bestudeert. “Ik onderzoek de evolutie van waterkevers wereldwijd, met de nadruk op het noordelijke gebied van Zuid-Amerika. Door te ontdekken waar de verschillende soorten leven, kunnen we de biogeografie van de verschillende lijnen beter begrijpen. Een aantal van de soorten die ik in de regio van Kwamalasamutu vond, komen alleen voor in de Guyana Shield, dat wil zeggen in Guyana, Frans Guyana, het noorden van Brazilië en het zuiden van Venezuela. Maar er zijn ook soorten die alleen in het oosten van Suriname leven en niet in het westen.” Deelnemen aan veldonderzoek in het binnenland van Suriname vergt de nodige voorbereiding en klinkt avontuurlijk. Voor Short is veldonderzoek routine geworden, maar voor Kadosoe is het iedere keer weer een belevenis. “We werden vanaf het begin voorbereid op de minder luxe situatie waarin we moesten vertoeven en natuurlijk ook het gevaar waaraan we mogelijk blootgesteld zouden kunnen worden. Het was dan ook wennen aan de omstandigheden, zoals baden in het koude water van de rivier, je behoefte doen in een gegraven latrine welke slechts met pinabladeren was omgeven of verblijven in een gebied waar grote zoogdieren, vooral katachtigen, zich achter elke boom kunnen schuilhouden”, lacht Kadosoe.
Theezeef
Dit alles kon echter de pret en enthousiasme voor het ontdekken van nieuwe soorten niet drukken. “Het veldwerk was erg intensief, waarbij we op bepaalde dagen er tweemaal op uittrokken om samples te verzamelen. We brachten gemiddeld vijf uren per dag door in het veld, waarbij er intensief door middel van actieve verzamelmethoden species werden gecollecteerd.”
De kevers werden vooral gevangen met schepnetten, die gebruikt worden om vlinders en libellen te vangen. Maar ook een simpel keukenmiddel werd ingezet. Kadosoe: “We waren ook gewapend met kleine theezeefjes, die handig zijn om vooral bij zwampen en plasjes kevers te verzamelen, en een teil met een bijbehorende geperforeerd bovenstuk. De waterkevers werden vanuit die voorwerpen opgezogen via een slangetje waarvan het ene eind in de mond werd genomen en het andere eind bevestigd was aan een cilinderachtig flesje met daaraan een metalen buisje waarlangs de insecten gingen.”
Short vertelt dat negenenveertig monsters van waterkevers zijn verzameld. “Waterkevers zijn natuurlijk klein. Negentig procent is kleiner dan de nagel van je pink. Daarom heb ik monsters mee moeten nemen, in alcohol, naar het laboratorium om ze te kunnen bestuderen. Tot nu toe heb ik zeker negen nieuwe soorten ontdekt. Daarvan heeft slechts één exemplaar al een naam gekregen. Cetiocyonincantatus. Incanto is Latijns voor betoverend. Deze kever is heel kleurrijk en mooi vergeleken met andere soortgenoten.
Als alle kevers zijn geïdentificeerd en benoemd, dan gaan ze naar de Nationale Zoölogische Collectie van Suriname.”
Goudmijn
Het is niet de eerste keer dat in Suriname nieuwe diersoorten zijn ontdekt. In 2007 werd bekend dat in het Nassaugebied zo’n twintig soorten waren gevonden. Het bracht Suriname even wereldwijd op de voorpagina’s. Ook toen was het een Conservation International expeditie.
Nu zijn er echter ver gevorderde plannen van de Amerikaanse goudmijngigant Newmont om in dat gebied een grote goudmijn te exploiteren.
Vanuit natuurbeschermingsorganisaties wordt daar niet tot nauwelijks tegen geageerd, ook niet door Conservation International. Kadosoe is van oordeel dat natuurbescherming in Suriname feitelijk nog in de kinderschoenen staat.
“Natuurbescherming komt pas los als er iets goed verkeerd is gegaan of dreigt te gaan. En het duurt niet lang daarna voordat men het weer is vergeten. Natuurbeschermingsorganisaties lukt het nauwelijks om daadwerkelijke veranderingen teweeg te brengen.
Een grote mijlpaal zou bereikt worden wanneer de Milieuwet eindelijk een feit wordt. Door het ontbreken van deze voor natuur en milieu cruciale wetgeving zijn natuurbeschermingsorganisaties aan handen en voeten gebonden wanneer het erop aankomt om plannen te maken, acties te ondernemen of maatregelen te treffen tegen milieubelastende activiteiten.
Gevolgen
Dat actiegroepen voor de natuur vaak zo mislukken in hun pogingen de natuur te beschermen, wordt waarschijnlijk veroorzaakt door hun financiële afhankelijkheid van fondsen. Maar ook vooral vanwege het uitblijven van ondersteuning vanuit overheidswege.”Kadosoe over de Newmont-plannen in het Nassaugebied: “In Suriname zullen beleidmakers vooral aandacht hebben voor de economische voordelen van een project en minder voor de negatieve gevolgen op de natuur.
Het is betreurenswaardig dat de natuur slechts een minieme plaats inneemt in zulke belangrijke ontwikkelingsbesluiten. Er wordt altijd gezegd dat er rekening gehouden zal worden met de natuur, dat deze zo min mogelijk zal worden verstoord, maar bij mijnbouwactiviteiten is het helaas niet altijd mogelijk om beide aspecten in balans te houden. De natuur zal hoe dan ook het onderspit delven. Er worden wel Milieu Effect Rapportages (MER) uitgevoerd om schadelijke gevolgen voor de natuur te voorkomen, minimaliseren, compenseren of te monitoren. Maar het is erg moeilijk te vatten dat de overheid nog steeds niet bewust is dat biodiversiteit op zich een rijkdom is, dan bedoel ik niet slechts in het kader van ecotoerisme, maar als genetische rijkdom die voor de toekomst gewaarborgd dient te worden. Of simpel als bron voor onderzoek en wetenschap. Ik wil niet de indruk wekken dat ik tegen elke vorm van ontwikkeling ben, integendeel, ik juich productie toe, als dat maar niet gepaard gaat met onuitwisbare gevolgen waar generaties na ons nog mee te kampen zullen hebben.”