Surinaamse school: Jean (Johnny) Georges Pandellis – Parbode Sneak Peek
Geen Erwin de Vries zonder Wim Bos Verschuur. En geen Wim Bos Verschuur zonder John Pandellis. Daarom kon ik mijn geluk niet op toen mevrouw Schouten (geen familie van de kunstenaar Gerrit Schouten) contact met mij opnam via een van de oproepen in Parbode.
Door Bart Krieger
Mevrouw Schouten is een nicht van de laatste vrouw van John Pandellis toen hij zich voor de laatste periode van zijn leven op Aruba vestigde. Schouten zoekt al jaren naar mogelijkheden om erkenning en aandacht voor Pandellis en zijn culturele nalatenschap te vragen. Schouten heeft heel wat documentatie verzameld en stelt een database samen van al zijn werk. Voor ons onderzoek is zij bereid deze schat aan informatie met ons te delen. Waar wij, de gastcuratoren van Surinaamse School, zeer dankbaar voor zijn.
“Het is een stuk familiegeschiedenis. Een vakantie op het eiland was automatisch ook een bezoek aan mijn tante en ‘oom’ Pandellis. Zijn landschappen en zeegezichten van het eiland vond en vind ik prachtig. Met enige regelmaat kom ik nog werken van hem tegen bij mensen thuis. Ik herken zijn stijl direct”, aldus Schouten.
Uit documenten blijkt dat Pandellis een reislustige en avontuurlijk ingestelde zoon was van een Griekse ambassadeur. Zijn eerste tentoonstelling had hij al in 1916 in zijn geboorteplaats Saloniki samen met grote namen als Charles Martel. Mantel is ook zijn leermeester geweest, evenals de bekende kunstschilders John Sentt en Baume vόόr hem.
Na de Eerste Wereldoorlog verbleef Pandellis een korte periode bij familie in Engeland. Zij zagen zijn grote talent en stelden financiële middelen ter beschikking zodat hij zich enkele jaren in Parijs, het epicentrum van de beeldende kunst van Europa, verder kon bekwamen. De (post)impressionisten zoals Cézanne en Gauguin waren toen en vogue.
Kennelijk was dat allemaal niet spannend genoeg voor Pandellis. Getriggerd door verhalen dat diamanten en goud voor het oprapen zouden liggen in Brits-Guyana begon zijn zoektocht naar Eldorado. Toen zijn goudkoorts niet bevredigd werd in het Britse deel, beproefde hij zijn geluk in het Franse en tot slot het Nederlandse deel van de Guyana’s.
Vanaf de negentiende eeuw vinden we de eerste namen van kunstenaars van eigen bodem. Ze zijn op een hand te tellen. Het waren pioniers en autodidacten, vaak eenpitters afkomstig uit (of opgenomen door) de Creoolse elite, waar onder Samuel Arons (1812-1865) en George Gerhardus Theodorus Rustwijk (1862-1914). Toch was het, de in zijn tijd al gelauwerde, Gerrit Schouten (1779-1839) die aan de wieg stond van de Surinaamse School. Met zijn diorama’s (kijkdozen van papier-maché) van ongekende kwaliteit is hij te beschouwen als de eerste ‘Surinaamse’ kunstenaar. Toen Pandellis in Suriname neerstreek, was Rustwijk als laatste van de pioniers, al ruim vijf jaar dood. Van enige continuïteit in de vroegste periode van de Surinaamse beeldende kunst is dus geen sprake.
Pandellis zal zich er niet bewust van zijn geweest, maar met zijn komst naar Paramaribo in 1922 blies hij met zijn impressionistische stijl het beeldende kunstklimaat nieuw leven in. Natuurlijk was het in de koloniale tijd (vóór zijn komst) een komen en gaan van Europese kunstenaars. Zij legden ijverig het wingewest vast in vaak geromantiseerde beelden, al waren soms juist de gruweldaden het focuspunt. Zelden schoten deze kunstenaars wortel.
Lees het hele artikel in het julinummer van Parbode