Essay: Suriname: bosrijkste land met biljartkale hoofdstad – Parbode Sneak Peek
Ons land is bijna volledig bedekt met bossen. Wij hebben er meer van dan welk ander land, maar in onze hoofdstad merken wij daar weinig van: geen parken. Net zomin als speeltuintjes. Onze kinderen kunnen praktisch nergens veilig buiten spelen, omdat speelplekken en sportveldjes niet worden opgenomen in de ruimtelijke ordening.
Tekst Irwin Wist
Het is alweer meer dan een halve eeuw geleden. Ik sprintte door de Asgar Karamat Alistraat met mijn kankan frigi aan de lijn om hem hoger de lucht in te krijgen. Mijn vlieger klom al mooi, zag ik toen ik achterom keek. Die achterwaartse blik was niet slim: een ogenblik later lag ik op de grond en zag ik letterlijk sterretjes. Niet alleen saboteerde een houten elektriciteitsmast mijn vliegerplezier, ook de stroomdraden stonden in de weg: mijn met zorg zelfgeplakte frigi had zich op de een of andere manier tussen de kabels gefrommeld. Ondanks de lichte hersenschudding had ik toch voldoende tegenwoordigheid van geest om mijn lini (het vliegertouw) los te trekken. Nylon t’tey was te duur om aan een stroomdraad te laten hangen. Terugmijmerend realiseer ik mij één opmerkelijk feitje: het rukken aan het touw leverde geen kortsluiting met bijbehorende regionale stroomuitval op.
Zwanen, bloemen, waterval
Het kon toen nog: vliegeren op straat. Met dertig kinderen dyul en elle spelen op de zandweg langs je huis. Bij de Anton Dragtenweg liet toenmalig garnizoenscommandant Roy Horb in de tachtiger jaren een strook van enkele honderden meters langs de Surinamerivier opvullen en egaliseren. Hier kwam een trimbaan, waar overdag sporters, en na zonsondergang verliefd Paramaribo, zich op kon uitleven.
Net als iets verderop, in de Palmentuin. Het zal omstreeks 1985 geweest zijn, jaren vóór zwervers en junks er ‘s avonds hun domicilie vestigden, toen de fameuze Chuck Lonely, artiestennaam van danser/ondernemer Chuck Heerenveen, samen met vrienden een barretje opende in de noordoostelijke hoek van de tuin, waar het tot ver na middernacht aangenaam verpozen was. Nog eerder was Just Rens als minister van Economische Zaken (EZ) losgegaan op het voormalige achtertuintje van het gouvernementspaleis, dat door Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck (gouverneur 1683-1688, red.) was volgegooid met koningspalmen ter nagedachtenis aan zijn overleden vrouw. Rens kwam in 1969 op EZ terecht via de Progressieve Nationale Partij (PNP), die hij oprichtte nadat hij het in de Nationale Partij Suriname (NPS) aan de stok kreeg met zijn voorzitter ‘Jopie’ Pengel.
‘Suriname zal wel het enige land van de wereld zijn, waar de MINISTER VAN EKONOMISCHE ZAKEN het zijn grootste prestatie vindt, een palmentuin van één of twee hectare te hebben laten schoonmaken, verlichting erin te hebben laten aanbrengen, drie café-restaurants erin te hebben laten bouwen, eenden, zwanen en vogels te hebben laten plaatsen en wat bloemen te hebben laten planten’, smaalde het dagblad De Vrije Stem in kapitalen op 8 december 1972. De krant vergat in het honende artikel de kunstmatige metershoge waterval die Rens in het zuidelijke deel van het park liet bouwen.
Spelen en chillen
First Lady Ingrid Bouterse-Waldring deed onlangs als zoveelste een poging wat meer schwung in de binnenstad te brengen door de aanleg van de ‘Palmentuin Waka Pasi Craft & More’, betaald met een schenking van India. Een welkome poging, want qua chillen is er in Paramaribo weinig te beleven. Na acht uur ‘s avonds is de stad praktisch uitgestorven en wagen alleen verpleegsters en casinopersoneel zich op straat.
De spelende kinderen zijn uit het straatbeeld verdreven door kamikazerijders die het normaal vinden om met 80 kilometer per uur te scheuren door smalle weggetjes in woonwijken.
Ons land draagt de naam van ‘bosrijkste land ter wereld met 93 procent bebossing’, aldus REDD+ Suriname, maar parken en veilige speeltuintjes bestaan nauwelijks in onze hoofdstad. Het speelveldje op het Coen Ooft-plein, tegenover de bakkerswinkel van Fernandes en het expoterrein van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, is aangelegd door iemand die een hekel heeft aan kinderen. Waarom zou je anders de kleintjes laten spelen op een eilandje tussen vier drukke wegen, waar zij vergast worden op (en met) een giftige cocktail van benzinedampen en fijnstof?
De speeltoestellen in de Paramaribo Zoo staan op een veilige plek met redelijk schone lucht, maar zijn alleen toegankelijk wanneer mama en papa op hun werk zitten, dus dat schiet ook niet op.
Op de voormalige Boulevard, zoals de trimbaan tussen de David Simonsstraat en de Mahonielaan weids werd genoemd, waar dagelijks honderden burgers tot rust kwamen, staan nu onder meer een casino en een hotel. En een ziekenhuis, waar mensen behandeld kunnen worden aan welvaartsziekten die zij opliepen omdat zij nergens veilig in de buitenlucht konden recreëren.
Het hele artikel is te lezen in het decembernummer van Parbode