Suriname in diorama’s
Suriname bezette de laatste maanden van 2008 een ereplaats in het Amsterdamse Rijksmuseum. Daar prijkten in de zaal voor de nieuwe aanwinsten diorama’s die de Surinaamse kunstenaar Gerrit Schouten tussen 1810 en zijn dood in 1839 heeft gemaakt. Prachtig om naar te kijken en bovenal van grote historische waarde.
Van de ongeveer veertig diorama’s die van Schouten bekend zijn, bezit het Rijksmuseum er vier, plus negentien losse figuren die de kunstenaar had gemaakt voor diorama’s die waarschijnlijk verloren zijn gegaan en die zijn gevonden in een koekblik.
Verder heeft het Rijksmuseum een driedimensionaal model dat Schouten heeft gemaakt van het gedenkteken voor oud-gouverneur J.F. de Friderici. Waarschijnlijk was Schouten ook de ontwerper van dat marmeren gedenkteken. Na de grootscheepse verbouwing, die over enkele jaren voltooid zal zijn, krijgt het Rijksmuseum een afdeling Surinaamse geschiedenis, waarin deze diorama’s een vaste plaats zullen krijgen.
Vier diorama’s van Schouten bevinden zich in Paramaribo; één in het gebouw van de Centrale Bank, de drie andere zijn in 2005 als schenking toegevoegd aan de Staatscollectie Suriname. De grootste verzameling diorama’s is echter te zien in het Tropenmuseum in Amsterdam; dat bezit er tien. In Museum Het Valkhof te Nijmegen is het omvangrijkste diorama te bewonderen, een afbeelding van Plantage Kerkshoven van bijna 1.75 meter breed. De meeste diorama’s meten rond de 70 centimeter breed bij 50 tot 60 centimeter hoog. Enkele andere zijn wat groter.
Waterkant
Ook de jongste aanwinst van het Rijksmuseum, een gezicht op de Waterkant van Paramaribo, is zo’n grotere: ruim een meter breed bij ruim 70 centimeter hoog. Het museum verwierf het vorig jaar op een plattelandsveiling in Engeland. De papierrestaurator Nico Lingbeek heeft het door tijd en stof aangetaste diorama weer in prachtige staat teruggebracht.
“Het stond bij een Britse familie op zolder, niemand wilde het hebben”, vertelt Eveline Sint Nicolaas, conservator van het Rijksmuseum. Dat waren erfgenamen van de Engelse koopman William Leckie, die in 1800 met zijn minnares in Suriname een nieuw leven was begonnen. Zij woonden aan de Waterkant op nummer 136. Dat huis is duidelijk terug te vinden op het diorama, herkenbaar aan de frisgroene luiken. Dat moest ook wel, want Leckie had Schouten de opdracht gegeven dit diorama te maken van zijn woning en de buurpanden, gezien vanaf de Surinamerivier.
Schouten maakte het diorama in 1920. En juist dat maakt deze afbeelding van grote historische waarde. Een jaar later ging dit deel van de Waterkant, vanaf het Gouvernementsplein (zoals het toen heette) tot aan de Jodenbreestraat, compleet verloren bij een verwoestende brand. Bij die brand werd ook de grote Koepelkerk verwoest, waarin het gedenkteken stond voor De Friderici (gouverneur-generaal van Suriname van 1790 tot 1802). Maar dankzij het model dat Schouten had gemaakt, weten we nu nog hoe dat eruit zag.
Natuurgetrouw
Op allerlei gebieden leveren de diorama’s van Schouten de historici en geïnteresseerden van nu een schat aan informatie over Suriname aan het begin van de negentiende eeuw. De detaillering is buitengewoon rijk. Alle huizen, figuren en voorwerpen zijn natuurgetrouw nagebouwd van papier, dat in een aantal lagen op elkaar geplakt is met stijfsel. De onderdelen zijn vervolgens aan de kant die in het zicht is beschilderd.
“Hij had waarschijnlijk malletjes waarin hij vochtig papier drukte”, zegt Clazien Medendorp, expert in Surinaamse kunst, die in het boek ‘Kijkkasten uit Suriname’ alle diorama’s van Gerrit Schouten heeft beschreven. Zij was vijf jaar in Paramaribo verbonden aan het Surinaams Museum.
De achtergrond van elke dioramakast is met papier beplakt, waarop met gouache een bijpassend decor is geschilderd. De kasten zelf zijn van hout; deels Surinaams hardhout, maar ook naaldhout van de kisten waarin producten uit Europa waren aangevoerd.
Koning
Gerrit Schouten maakte al die diorama’s in opdracht en vroeg er een fikse prijs voor, soms wel vijfhonderd gulden per stuk (toen de prijs van een goede slaaf). Twee diorama’s hadden een wel heel bijzondere opdrachtgever: koning Willem I. Die liet in 1826 voor zijn Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden twee indianendorpen verbeelden, een Arowakkenkamp en een Caraïbenkamp. In 1827 was Schouten ermee klaar. Beide koninklijke diorama’s zijn nu als topstukken te bewonderen in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden.
In 1928 kreeg Schouten van de koning een gouden medaille voor zijn bijzondere prestatie. Per post; een huldigingsplechtigheid kon er niet van af. Want Schouten was en bleef een kleurling. Hij was in Paramaribo een gerespecteerd kunstenaar, maar echt deel uitmaken van de blanke elite in de stad kon hij niet. Zijn vader Hendrik was weliswaar een in Amsterdam geboren blanke, wiens vader als kapitein en koopman op Suriname voer, maar hij was getrouwd met een vrije kleurlinge.
Hendrik Schouten werd in Paramaribo befaamd als herbergier, acteur, dichter en uitgever. Zijn vrouw Suzanna was telg van een rijke familie en in Nederland opgevoed, maar dat kon niet wegnemen dat zij de dochter was van een Duitse planter en een vrijgeboren negerin.
Artistiek
Zodoende werd ook Gerrit Carl François in 1779 geboren als kleurling. Als kunstenaar was hij autodidact; er bestond geen kunstopleiding in het Suriname van toen. Maar in een milieu waarin dichten, toneelspelen en uitgeven een grote rol speelden, kon de artistiek begaafde Gerrit goed opgroeien.
Hij ontwikkelde zich tot tekenaar van planten en dieren, in de voetsporen van de beroemde Maria Sibylla Merian. Veel van zijn tekeningen zijn bij de brand van 1821 verloren gegaan. De precisie waarmee Schouten dieren en planten tekende, kwam hem ook goed van pas bij het maken van de diorama’s. Die natuurgetrouwheid was vereist, omdat de tekeningen ook voor de wetenschap bedoeld waren; de fotografie werd pas uitgevonden in uitgerekend Schoutens sterfjaar.
Aan die gedetailleerde diorama’s kunnen we nu nog afzien hoe het dagelijks leven zich afspeelde in Paramaribo en in de dorpen in het binnenland aan het begin van de negentiende eeuw. In het recent door het Rijksmuseum verworven diorama zien we bijvoorbeeld een tentboot met roeiers langsvaren en een pondo, een vrachtschuit met een dak van pinablad. Op de huizen zijn de nummers te ontcijferen. Schoenmaker Thomas Miller is in de weer met een paar laarzen; bij de textielzaak van A.H. de Vries is een verzameling stoffen uitgestald.
Doorsnee
We zien ook hoe de lading van schepen op platte karren is overgeheveld. Op de kade lopen allerlei bekende en minder bekende figuren voorbij, een doorsnee van het dagelijks leven in Paramaribo van toen. Een jaar eerder beeldde Schouten in een ander diorama een net iets zuidelijker deel van de Waterkant af. Hoewel dit een stuk kleiner is, zijn hier ook weer zowel een tentboot als een pondo weergegeven. De figuurtjes en huizen aan de wal zijn ditmaal echter geschilderd, niet afzonderlijk gemaakt. Dit diorama bevindt zich in de Centrale Bank van Suriname.
Ook het Gouvernementsplein met het paleis van de gouverneur heeft Schouten tweemaal in een diorama vastgelegd, vanuit verschillende hoeken. Een diorama – het grootste, uit 1812, dat eveneens in het Rijksmuseum prijkt – laat ook Fort Zeelandia en een stuk Surinamerivier zien.
Op het andere, een afbeelding vanaf de rivier, is het nieuwe hoekhuis aan de Waterkant te zien, gebouwd na de grote brand. Dat duidt erop dat Schouten dit (ongedateerde) diorama ná 1825 heeft gemaakt. Het is te bewonderen in het Tropenmuseum.
Gerrit Schouten heeft voor de meeste diorama’s een afbeelding van een plantage, een dans van slaven of een indianendorp gebruikt. Na Plantage Kerkshoven bevindt het grootste, ruim anderhalve meter breed, zich in het Rijksmuseum. Het biedt waarschijnlijk een kijk op Plantage Zeezigt aan de Motkreek.
Slavendans
De afbeeldingen van een slavendans hebben een duidelijke overeenkomst. Steeds is een rijk gedetailleerd groepje mannen en vrouwen aan het dansen en musiceren, onder de overkapping van een danstent. Tegen de achtergrond zijn bomen en een bewolkte lucht getekend.
Veel meer gevarieerd zijn de in totaal negen diorama’s van indianendorpen die bewaard zijn. Schouten heeft ze gemaakt tussen 1810 en 1834. Er zijn diverse typen hutten op te zien, en allerlei dagelijkse activiteiten van de indianen (meest Caraïben).
De drie diorama’s die Suriname in 2005 ontving, als geschenk bij dertig jaar onafhankelijkheid, stellen een slavendans voor, een mooie, zeer gedetailleerde afbeelding uit 1831, en tweemaal een Caraïbenkamp, zonder datering.
Behalve in het Rijksmuseum, het Tropenmuseum, het Rijksmuseum voor Volkenkunde en Museum Het Valkhof zijn in Nederland ook diorama’s van Gerrit Schouten te bewonderen in Museum Bronbeek in Arnhem en het Museon in Den Haag.