Suriname is rijk, maar we buiten het niet uit
Met zijn expositie Kibi wi Koni (bescherm onze kennis), trok hij veel bekijks op het KKF-terrein. In Moengo, zijn geboorteplaats, heeft hij een museum voor moderne kunst. Daarnaast startte hij tal van kunst- en cultuurprojecten voor de jeugd van Marowijne. Kunstenaar Marcel Pinas is hard op weg om de wereld, en Suriname in het bijzonder, op creatieve wijze een stukje beter te maken.
In de eerste plaats moet zijn werk een streling voor het oog zijn, vindt Pinas. “Ik ben heel kritisch op mijzelf. De eerste reactie die ik bij mensen wil oproepen is: ‘Wow!’ Daarna wil ik ze ook iets vertellen.” Pinas heeft het nooit onder stoelen of banken geschoven: hij is Marron en daar is hij trots op. Niet zelden is die cultuur terug te zien in zijn werk. “Ik word gedreven door wat ik allemaal heb meegemaakt en door wat ik om mij heen hoor en zie. Zo hoorde ik Ronnie Brunswijk zeggen dat bijna vijftig procent van de criminelen in de gevangenissen uit het binnenland komt, maar vervolgens hoor ik niemand over hoe het komt dat die jongens stelen. Dat drijft mij om het te verwerken in een kunstwerk. Zo geef ik mensen een stem.”
De problematiek van het Surinaamse binnenland grijpt Pinas aan. Hij is er zelf opgegroeid. “Ik heb veel meegemaakt door de Binnenlandse Oorlog. Mijn geluk was dat ik vroeger ondeugend was en dat ik goed kon tekenen. Daardoor stuurden mijn ouders mij naar het internaat. Ik werd gevormd, maakte mijn lagere school af en moest daarom naar de stad om verder te leren.” Een jaar nadat Pinas naar de stad vertrok, brak de Binnenlandse Oorlog uit. “Alle jongeren met wie ik ben opgegroeid zijn of dood, of getraumatiseerd. Door dat trauma hebben velen voor het criminele pad gekozen. Die jongens kunnen het niet helpen. De overheid had preventief moeten optreden door hen goed te begeleiden en door mogelijkheden voor hen te creëren.”
Het tekort aan mogelijkheden is volgens Pinas een van de grootste problemen van het binnenland. In zijn geboorteplaats Moengo is hij nu met tal van projecten bezig om meer kansen te verwezenlijken voor de jeugd. Zo zijn er in Tembe Art Studio elke dag gratis kunst- en cultuurlessen te volgen. “Door een talent van iemand te ontwikkelen, maak je van een ‘niemand’ een ‘iemand’. Een persoon kan dan misschien niet goed zijn in rekenen of in taal, maar wel goed zijn in dansen of zingen. Dan kan hij liever daarmee geld verdienen, dan met stelen.”
Eigen museum
In Moengo zijn meer projecten die Pinas heeft ontwikkeld. Wie over de Cotticabrug het dorp binnenrijdt, ziet vrijwel direct twee grote kunstbeelden aan de horizon opdoemen. Nog geen vijf minuten verder rijden, dient zich het kunstpark al aan, met gigantische werken van buitenlandse kunstenaars. Sinds kort heeft Moengo ook een eigen museum voor moderne kunst. Al die projecten maken deel uit van Pinas’ wens om van Marowijne hét kunstdistrict van Suriname te maken. Ken Doorson, eveneens een kunstenaar die op Moengo is opgegroeid, helpt Pinas mee met het verwezenlijken van zijn droom. Hij begeleidt jongeren, coördineert workshops en geeft tours aan toeristen. “Het feit dat ik op Moengo zo actief bezig ben, doet mij goed. Zo zie ik namelijk de veranderingen die Moengo doormaakt.”
Pinas en Doorson zijn van mening dat kunst en cultuur een economie op gang kunnen helpen. “Ik werk vanuit het thema ‘Kibri a kulturu’, bescherm je cultuur”, zegt Pinas. “Suriname is een rijk land. We hebben Marrongemeenschappen, Inheemsen, stadscreolen, Javanen, Hindostanen en Chinezen, maar we buiten het niet uit. Het is niet interessant voor mensen om vanuit Afrika naar Suriname toe te komen als het er hier hetzelfde uitziet als daar. Als wij geld willen verdienen, moeten we ervoor zorgen dat onze cultuur in stand blijft, want dat gaat zorgen voor het verschil.”
De reden dat we de economische mijlpaal nog niet behaald hebben waarbij Suriname niet meer hoeft te pinaren, is volgens Pinas dat het de regering aan visie ontbreekt. “Het langtermijndenken ontbreekt. Zo zouden we ons niet alleen bezig moeten houden met het halen van grondstoffen uit de grond, maar ook met hoe we dat op een duurzame manier moeten doen. Daarbij moeten we onszelf de vraag stellen hoe we een hele gemeenschap daarvan mee kunnen laten profiteren.”
De bewogen kunstenaar verbaast zich erover hoe bedrijven als Iamgold maar weinig betrokkenheid tonen met de omgeving waarin ze werken.
“Waarom halen ze alle producten die ze nodig hebben uit de stad? In het gebied zijn er ook eieren en kippen. Drijf handel met de lokale gemeenschap!”
In zijn eigen werk probeert Pinas ook voortdurend zoveel mogelijk mensen mee te laten profiteren van zijn succes. “Als ik duizend katapulten nodig heb voor een kunstwerk, dan worden die door verschillende kinderen gemaakt. Hier is je geld, zeg ik dan. Zo stimuleer je ze en betrek je ze bij een project. Als ze later dan het kunstwerk op de televisie zien, kunnen ze trots zeggen dat ze daar aan mee hebben geholpen.”
Doodshoofden
In elk kunstwerk dat Pinas maakt, zit een boodschap. “Ik wil vertellen wat er in de wereld gebeurt en dat ik daar onderdeel van ben. Ik wil mensen een stem geven die anders niet de gelegenheid hebben om iets te zeggen. Dat is wat ik probeer.” Onlangs liet hij zich inspireren door de kwikvervuiling in de rivier door goudzoekers. “Mensen eten vis die vervuild is door kwik en worden ziek. Ze krijgen gehandicapte kinderen, maar omdat daarvoor geen faciliteiten in het dorp zijn, trekken ze naar de stad. Zo gaat cultuur verloren.” Dit heeft de kunstenaar proberen te verbeelden in een kunstwerk: A libi (Het leven), waarbij hij honderden doodshoofden en wekkers heeft opgesteld. “Ik zal mensen niet zo snel letterlijk vertellen hoe het ís. Ik zal eerder een beroep doen op hun creativiteit. Dan blijft het langer hangen dan bijvoorbeeld een kort nieuwsbericht op de televisie.” Binnenkort begint Pinas met een nieuw project, waarbij lokale artiesten door professionals gecoacht worden, zodat zij samen in de volgende grote vakantie een grote driedaagse kunstmanifestatie kunnen houden. Zo laat hij zien dat cultuur en kunst van onschatbare waarde zijn en Suriname kunnen maken tot een land waarin er niet meer gepinaard hoeft te worden.