Terug de maatschappij in
Ieder jaar verlaten weer grote groepen jongeren vóór het behalen van hun diploma de school; drop-outs, zoals ze in de volksmond worden genoemd. Er zijn verschillende oorzaken voor dit probleem aan te wijzen. Tienerzwangerschap is er één van. En de 24-jarige Cheryl kan erover meepraten. Ze raakte zwanger in haar tienerjaren en werd van school gestuurd. Verschillende organisaties, zoals Stichting Tana, proberen jongeren als Cheryl weer terug de maatschappij in te helpen.
Het is een spannende dag voor de jonge moeder. Vandaag krijgt ze te horen of ze de eerste fase van de opleiding crèchepeuterleidster bij Stiching Tana voldoende heeft afgerond om op stage te mogen. “Ik denk het wel hoor”, zegt ze aarzelend en toch wel een beetje zenuwachtig.
Nu ziet haar toekomst er veelbelovend uit, maar een tijdje geleden was dit wel anders. Tijdens haar tweede schooljaar van de LTS raakte Cheryl in verwachting en werd van school gestuurd. Ze besloot het kindje te houden en te gaan samenwonen met haar vriend. Niet lang daarna werd ze opnieuw zwanger. Terwijl zij eerst nog goede kansen had, bood dit leven haar minder perspectief voor later. “We probeerden samen een leven op te bouwen. Maar mijn vriend was gefrustreerd. Hij wilde eigenlijk nog geen kinderen en is daarom begonnen met mij te slaan. Ook werd ik telkens uitgescholden. Hij zei altijd dat ik dom was en niks kon. Ik had helemaal geen zelfvertrouwen meer. Ik heb zelfs op een punt gestaan dat ik dacht: nu ga ik me van kant maken. Maar op een gegeven moment besefte ik: nu is het genoeg, dit pik ik niet meer.”
Sindsdien is Cheryl een alleenstaande moeder; ze heeft geen contact meer met de vader van haar kinderen. “Gelukkig heeft mijn moeder me altijd gesteund. Zij heeft me ook gestimuleerd om weer een opleiding te gaan doen, zodat ik straks zelfstandig voor mijn jongens kan zorgen. Ik durfde die stap eerst echt niet te maken, jarenlang was mij gezegd dat ik niks waard was.”
Onderzoek
Tienerzwangerschap is een veelvoorkomende oorzaak bij meisjes die vroegtijdig stoppen met school, zo blijkt uit onderzoek dat twee Nederlandse studenten in 2007 hebben uitgevoerd in opdracht van het Bureau Alcohol en Drugs (BAD). Zij hebben zich vooral beziggehouden met de achtergronden en beweegredenen van de jongeren. Uit het rapport komt naar voren dat de omvang van de school drop-out problematiek binnen Paramaribo erg groot is. Zo vormt het aantal voortijdige schoolverlaters op de MULO 25 procent van alle leerlingen en op het lager onderwijs is dat zelfs 35 procent. De grootste groep (25 procent van alle drop-outs) zegt te zijn weggestuurd van school. Daarnaast is er ook een deel (18 procent) dat aangeeft dat zij het te moeilijk vonden.
Volgens Bert Hulsman, directeur van Stichting Tana, is een groot deel van dit probleem te wijten aan het gebrek aan controle. “Ik zie vaak zat kinderen lopen die eigenlijk op school zouden moeten zitten. Er is totaal geen inspectie. De overheid stopt wel geld in scholen, maar doordat er niet wordt gecontroleerd creëer je drop-outs. Dat is toch zonde?!”
Suriname kent wel leerplicht, maar geen schoolplicht. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat het hierdoor gemakkelijker is om eerder te stoppen met school. Als ouders voldoende geld hebben, kunnen zij ervoor kiezen hun kind thuis te houden en het zelf te onderwijzen. Maar er wordt totaal geen controle op uitgeoefend.
Daarbij zijn er in het onderzoek ook aanbevelingen opgenomen wat betreft de kwaliteit van het onderwijs. Veel instellingen en instanties vinden de huidige manier van onderwijs namelijk ernstig tekortschieten. Docenten zouden te weinig inzicht hebben in de jongeren, die daardoor te weinig aandacht krijgen. Daarnaast worden veel scholieren (25 procent) al om kleine problemen aan de kant gezet en mogen zij hun opleiding niet afronden. Het onderzoek geeft aan dat dit een schokkend feit is, maar wel slechts van één kant gehoord.
Niet alleen in Paramaribo, maar ook daarbuiten zijn er problemen met het onderwijs. Zo maakt Hulsman zich ernstig zorgen over de situatie in het binnenland en kleinere plaatsen zoals Moengo. “Er zijn maar weinig gekwalificeerde leraren die bereid zijn naar het binnenland te gaan. De faciliteiten zijn er vaak slecht. Dit levert veel onbevoegde leraren op. Zo ken ik een school met 23 docenten, waarvan zes onbevoegd voor de klas staan.”
”Eigenlijk zou de overheid echt meer moeten investeren. Dat wordt helaas niet altijd gedaan. Zodoende creëer je ook gewoon drop-outs. In Albina bijvoorbeeld is er geen volledige MULO-opleiding, die had er allang moeten zijn. De opleiding daar gaat maar tot het derde jaar. Je kan er dus niet je diploma halen”, zegt Hulsman verontrust.
TANA
Stichting Towards A New Alternative, oftewel TANA, is één van de organisaties die zich bezighoudt met voortijdige schoolverlaters. Zij verzorgen verschillende opleidingen voor zo’n 150 leerlingen van 16 tot 25 jaar; van automonteur tot bejaardenverzorger. De organisatie wil hiermee jongeren weer terug de maatschappij in helpen. Alle beroepsopleidingen binnen TANA bestaan uit een pre-vocational fase, een basisfase en een leerwerkfase.
“Wij hebben een hele ander benaderingswijze dan de kinderen op normale scholen gewend zijn. Daar krijgen ze vaak te horen dat ze niet goed genoeg zijn. Hier praten we juist met ze, proberen we het vertrouwen op te bouwen. Wij gaan ervan uit dat iedere jongere beschikt over potenties, specifieke eigenschappen en talenten. We kijken niet naar wat ze niet weten, maar juist naar wat ze kunnen. Je ziet ook dat deze kinderen vaak al veel hebben meegemaakt. Als ze binnenkomen bij ons laten we ze eerst een lifeline maken. Boven de streep komen alle leuke dingen die zij hebben meegemaakt, onder alle minder leuke dingen. Dan zie je dat de kinderen vaak uit gebroken gezinnen komen. Ouders zijn overleden, scheidingen, enzovoort.”
In negen maanden tijd leren de jongeren de kneepjes van het vak. Daarvan zijn vijf maanden ingepland voor een stage. Daarnaast krijgen zij vakken die op normale scholen niet worden gegeven, zoals sociale vaardigheden en communicatie. Ook zijn er regelmatig voorlichtingsdagen, dan komen er bijvoorbeeld mensen van Stichting Lobi praten over aids en seksualiteit. “Vooral de houding is heel erg belangrijk, want ze moeten straks echt de praktijk in. Dus daar werken we hard aan. Van het moment dat ze binnenkomen totdat we ze weer afleveren, nemen we ze aan het handje mee”, legt Hulsman uit. “Helaas kan er aan het begin van het traject soms wel dertig procent afvallen. Dan maak je van drop-outs nog een keer drop-outs. Dat wil ik niet, want dat is de ene teleurstelling op de andere. Daarom hebben we de drempel wat verhoogd. De jongeren moeten nu minstens 2e klas LBGO hebben gedaan, dan is de kans van slagen het grootst.”
De stichting heeft voor de jonge moeder Cheryl in ieder geval veel positiefs betekend. Aan het eind van de ochtend wordt ze van haar zenuwen verlost: ze heeft het eerste traject van de opleiding goed doorstaan en mag op stage. Dolblij is ze. Hoewel de opleiding zwaar is als alleenstaande moeder, ziet zij vooral de uitdaging. “Later wil ik heel graag mijn eigen peuterschool of crèche. Nu ga ik ervoor, ik wil mijn doel bereiken. Ik doe het niet meer voor mij alleen, maar ook voor mijn jongens. Eerst had ik helemaal geen aandacht voor mijn kinderen, nu kan ik ze weer de liefde geven die ze nodig hebben. Ik ben elke dag met ze bezig. Wat ik hier leer, pas ik gelijk toe.” En het werkt: “Ik krijg heel veel kusjes en alleen maar brasa’s van ze.” Om ook haar stage straks goed af te ronden, heeft de jonge moeder alvast een schema opgezet: “Met tijd voor mijn kinderen, maar ook voor m’n studie en mezelf.”
Auteur: Astrid Kroon
Beeld: Archief Parbode