Terugblik van een superkampioen
Nesty zwom Olympisch goud voor zichzelf én voor Suriname
Sinds 1988 heeft Suriname een onbetwiste superheld: Anthony Nesty. In dat jaar won hij tijdens de Olympische Spelen in Seoel de 100 meter vlinderslag, en hij had zijn land niet gelukkiger kunnen maken. Inmiddels is hij coach op de universiteit van Florida, maar als hij zijn loopbaan, hopelijk als hoofdcoach, heeft afgerond komt hij terug. Want dit is en blijft zíjn land. Volgende maand wordt hij veertig, een bigi yari. Wanneer precies? Hoe kan een superheld nou anders jarig zijn dan op Srefidensi, onze grootste nationale feestdag?!
Hij was een week hier om in zijn bakermat, zwemvereniging De Dolfijn een zwemclinic te geven, een intensieve training aan de kleintjes en de middelgrote kinderen met zwemtalent. Terwijl zijn Amerikaanse vrouw, tot voor kort óók zwemcoach, lag te zonnen en hun éénjarig dochtertje met haar neefjes speelde sprak ik hem, aan de rand van het zwembad.
Aan het slot van ons gesprek vroeg ik hem of het goud van Seoel nu éxtra waarde voor hem had, omdat hij de allereerste gekleurde zwemmer ter wereld was (en dus altijd zal blijven) die de medaille bemachtigde. Hij schudt beslist zijn kale hoofd (die een badmuts overbodig maakt) en zegt: “Dat ik zwart ben maakte echt helemaal niets uit. Als je het in de Olympische Spelen tot de finale hebt geschopt, dan gaat het verder om de competitie en doet huidskleur er totaal niet toe. Denk je soms dat ik extra hard heb gezwommen om de eerste zwarte te zijn?! Ik heb extra hard gezwommen om de éérste te zijn. Het draait daar alleen nog maar om racing, to try to be the best. Maar waar ik weer wél extra trots op ben: ik heb als eerste op de Olympische spelen een medaille voor Suriname in de wacht gesleept!”
Hij is dus geboren op 25 november 1967. Op Trinidad. Maar nog toen hij een baby was, verhuisde het gezin met vijf kinderen naar Suriname. “Ik was nog heel klein, maar of ik me er iets van kan herinneren is moeilijk te zeggen, omdat we er later in de vakanties altijd op familiebezoek gingen, m’n opa en oma woonden nog daar. Dus al die herinneringen lopen door elkaar heen.”
Waterrijk
“Ik zal een jaar of vijf, zes zijn geweest toen ik op zwemles ging. Gewoon, net als alle kinderen, omdat je in zo’n waterrijk land wel móét kunnen zwemmen. Maar al gauw werd mijn talent ontdekt en zo rond mijn vijftiende begon ik regionale wedstrijden te winnen. In het begin zwom ik natuurlijk alles, rugslag, vrije slag, schoolslag. Maar als je steeds scoort op de vlinderslag dan weet je dat daar je kracht ligt. Dan ga je je daar op toeleggen.
“Als teenager had ik er eigenlijk genoeg van. Al mijn vrienden speelden voetbal, dat was veel populairder. Of basketbal. Terwijl ik zo ongeveer als enige elke dag moest trainen, waren die jongens lekker samen aan het sporten. Dat wilde ik ook! Veel gezelliger. Dat heb ik met mijn vader besproken. En die zei: ‘Als je wilt stoppen is het goed. Op één voorwaarde: dat je nog aan de komende zwemmarathon meedoet. Als je die goed hebt gezwommen en je denkt er daarna nog net zo over, dan mag je met je vrienden gaan voetballen. Die dag heb ik dus gewonnen.
“In mijn eerste marathon was ik uitgevallen. Toen ik zag dat ik als elfde, of twaalfde zou eindigen was dat mijn eer te na. Bovendien kreeg ik halverwege kramp of zo. Het is ook best zwaar, vanaf Domburg is de stroom soms erg snel en onberekenbaar. Als je niet op de juiste manier zwemt, dan weet je zo af en toe niet meer waar je naar toe gaat, kan je echt de bocht uitvliegen. Natuurlijk zijn er meestal hulpboten in de buurt. Maar soms is er ook geen naast je. En voel je je aan je lot overgelaten. Bovendien is het water op bepaalde plaatsen niet zo schoon. Helemáál niet zo schoon. En dan zijn er plekken die je angstig kunnen maken. Vooral bij de haven, als je daar als klein zwemmertje langs die reusachtige vrachtschepen moet, well, that can be really frightening. “Toen ik dan voor de tweede keer meedeed, zag ik in de laatste kilometer of zo, dat ik vrij was. De tweede man was misschien honderd meter achter me. En die marathon winnen was eigenlijk een doorbraak. Ik realiseerde me dat hoe graag ik ook met mijn vrienden wilde voetballen, ik niet in staat was om mijn best níét te doen. Ik heb gewoon keihard ge-raced omdat ik kennelijk niet in staat was om het te laten sloffen. Dat zegt iets over je karakter, denk ik. De beslissing die ik toen nam, zou de rest van mijn leven bepalen. Dat realiseerde ik me op dat moment heel goed.
“Je moet bedenken: die zwemtrainingen in de late seventies, begin jaren tachtig, die leverden misschien wel het beste team op wat Suriname ooit gehad heeft. Guno van der Jagt, hij is nu voorzitter van de zwembond, die trainde ook iedere dag bij De Dolfijn, we waren allemaal internationale toppers.
Alleen op de zondagen was je vrij, de andere dagen trainde je minimaal twee uren, en als er wedstrijden op komst waren, dan moesten we ’s ochtends en ’s middags in het water liggen. Met school was dat lastig, ja, je leert op die manier al jong wat time management inhoudt.
“Op m’n zeventiende zat ik hier in de absolute top, het hoogste niveau, en trainde ik eigenlijk vooral mezelf.
Geweldig
Het werd duidelijk dat als ik hier zou blijven, ik niet meer beter zou worden, in Suriname had ik mijn piek bereikt. In 1984 mocht ik in Los Angeles voor het eerst met de Olympische Spelen meedoen. Dat op zichzelf was natuurlijk al geweldig, ook al eindigde ik op de 21ste plaats. Maar toen hebben mijn vader en ik echt besloten dat ik naar het buitenland moest om wereldwijd hogerop te kunnen komen. Nadat ik in ’85 voor de MULO was geslaagd vertrok ik dus naar Jacksonville, naar de Bolles Prepschool in Florida. Dat was één van de beste zwem-highschools van de VS. Er was een grote campus. Ik bleef er natuurlijk intern, voor de meesten was het één grote kostschool. De eerste weken had ik natuurlijk last van heimwee; ik was nog nooit zo lang van huis geweest. Maar de sfeer daar was geweldig, ik heb er een erg leuke tijd gehad.
“Als je op die school voor zwemtrainingen in aanmerking wilt komen, dan moet je ook echt iets kúnnen. Die eerste dag vertelde mijn vader aan de head coach dat ik een prima zwemmer was, goed kon trainen, hij beschreef how good I raced. Die man ziet natuurlijk vele kinderen van overal over de wereld, en dan kan zo’n vader dat zéggen over zijn zoontje uit dat verre en onbekende Suriname, en die coach wil het misschien nog wel geloven ook, maar je moet het toch vooral bewíjzen. Nou, vanaf de eerste dag hadden ze het bewijs! Ik werd geplaatst in de elite trainingsgroep die werd klaargestoomd voor de grote, internationale wedstrijden. En natuurlijk waren er dagen dat andere kinderen beter presteerden, maar als je naar het gemiddelde keek, was ik één van de beste van de hele ploeg.”
Vandaar dat ze hem in 1987 afvaardigden voor de Pan American Games in Indiana. Waar hij direct goud won op de honderd meter en brons op de 200 meter vlinderslag: A star was born! Vier jaar later prolongeerde hij in Havanna zijn titel en won hij zilver op de lange afstand. “Daar had ik misschien ook goud voor de 200 meter kunnen halen, maar ik ben er ziek geworden. Cuba was natuurlijk een heel ander verhaal dan Indianapolis. Amerika had het fantastisch georganiseerd, maar in Havanna was alles een stuk minder, echt onhygiënisch. De hamburger die ik er at, aan de vooravond van de wedstrijd, die proefde ook niet goed, gewoon bedorven vlees. Nog dezelfde avond kreeg ik last van buikkrampen en diarree. En de volgende dag had ik dat nog. Natuurlijk, als je dat niveau hebt, geldt niets meer als een excuus. Maar volgens mij had ik toen wel sneller kunnen zwemmen.”
Focus
En tenslotte kwamen de Olympische Spelen in Seoel in beeld. “Dat goud in ’87 was mijn wake- up call. Ik had me nu aan de top geplaatst, en dat betekende dat ik voor de Spelen echt alles op alles moest zetten: nog veel harder trainen, keihard werken aan een betere technische start, aan de keerpunten, alle facetten van de race moesten verbeterd worden. Indianapolis, dat was de regionale top, nu ging het echt om de nummer één van de wereld! Je hele focus komt te liggen op je conditie. Dus let je op je dieet, op je rust, je gaat minder of helemaal niet meer uit… zelfs girlfriends become a whole different story.
“Die Olympische sfeer had ik natuurlijk in Los Angeles al meegemaakt. En die is geweldig: zoveel getalenteerde jonge mensen van over de hele wereld… Maar in Seoel waren wij, de mensen die zich voor de finale hadden geplaatst, toch vooral geconcentreerd op de prestatie die we wilden leveren. Zenuwachtig, want voor mij en die zeven other guys was het erop of eronder! Je bent allemaal van een vergelijkbaar niveau, niemand kan de uitslag voorspellen, niemand kan hem garanderen, we willen allemaal hetzelfde en we zullen er, koste wat het kost, voor gáán!
“Natuurlijk, de hele wereld kijkt naar je. Maar dat vind ik niet zo erg: als je sinds je elfde wedstrijd hebt gezwommen ben je er aan gewend dat mensen naar je kijken. Nee, het is vooral het besef dat je het tegen de zeven andere besten van de wereld moet opnemen, dat het zo bloedstollend spannend maakt!
Startblok
“Iedereen heeft zijn eigen manieren om met die zenuwen om te gaan. Ik had mijn headphones en luisterde naar muziek terwijl sommigen geconcentreerd gaan stretchen… En dan sta je op dat startblok, het pistool gaat af en opeens is alles geprogrammeerd op 100 meter: fly as fast as you can! Jawel, je kunt de anderen zien. Je hebt een wedstrijd awareness. Ik zwom in baan vier, Biondi had vijf, en op zes zwom de man die brons zou krijgen. Dus de drie snelste zwemmers naast elkaar.
“Op zeventig meter zag ik dat ik kans had om tweede te worden. Op vijftig was hij nog zó ver voor me dat ik wist I’m not gonna catch him. Maar Biondi was zó snel van start gegaan dat hij bijna al zijn energie al had opgebruikt. Zijn beoordeling in die laatste meters was dat hij de race praktisch al gewonnen had. En in plaats van één laatste slag te maken liet hij zich het laatste stukje uitdrijven, he glided into the finish. Die laatste slag had het verschil kunnen maken. Maar we tikten gelijktijdig aan. Ik dacht: een medaille heb ik in elk geval. Maar welke? Het was zo’n nek-aan-nek race geweest… Wat er gebeurt: je tikt aan, draait je hoofd om en kijkt naar het scorebord. En daarop bleek ik te hebben gewonnen! Met éénhonderdste van een seconde. Later zou Biondi zeggen: ‘Had ik nou mijn nagels vóór de wedstrijd maar niet geknipt.’ En misschien had ook dát het verschil voor hem kunnen uitmaken. Maar ik had gewonnen! Gillen? Nee, gewoon overspoeld door geluk. Echt in de zevende hemel. A dream come true, ik was de beste van de wereld geworden.
Volkslied
“Daarna was het nog een heel probleem om het Surinaamse volkslied te vinden. Natuurlijk was het musicscript er wel, natuurlijk zal de band het ook wel een keertje gerepeteerd hebben, maar niemand had erop gerekend dat dat kleine landje, waar bijna niemand ooit van gehoord had, zou winnen. Dus moesten ze echt op zoek naar de bladmuziek voor de band. Ja, natuurlijk is het uiteindelijk ook gespeeld, maar we moesten wél even wachten.“Het was natuurlijk ontzettend leuk dat de hele Caribbean meeleefde, al die sporters waartegen je ooit gezwommen had bij regionale wedstrijden, die je uiteindelijk allemaal verslagen had, maar toen ik goud won waren ze echt in de zevende hemel, één van hun had het gemaakt in Seoel. Ze hadden het gevoel dat ze zélf een beetje mee hadden gewonnen, dat ze deel uitmaakten van de triomf.
Wereldgeschiedenis
“Maar nog blijer was ik voor mijn Suriname. Ons land was door een tough time gegaan, met die revolutie en alle armoede. En door het winnen van die medaille leek iedereen hier even al dat pinaren, dat gesappel en de angst te zijn vergeten, hun misère maakte plaats voor zó’n euforische blijdschap… éven waren ze allemaal een onderdeeltje van de zegen, maakten ze deel uit van de wereldgeschiedenis…
“En dat bleek ook toen ik landde op Zanderij, zeker twintigduizend supporters waren naar de luchthaven gekomen, langs die hele weg, het Pad van Wanica, stond er een haag van juichende mensen; het was zó overweldigend! Zij hadden óók een beetje gewonnen! Ik werd gehuldigd in het Kamperveen stadion, kreeg er de hoogste onderscheiding: Commandeur in de Ereorde van de Gele Ster; er werden bankbiljetten van vijfentwintig gulden gedrukt met mijn portret erop, er werd een stadion naar me genoemd, en een DC-8 vliegtuig… Het is een jaar later hier vlak voor de luchthaven neergestort. Bad judgement of the pilot. Toen ik hier een paar dagen geleden aankwam, was het ook heel mistig en moest het toestel, na twee pogingen, uitwijken naar Guyana. Maar die piloot wilde met alle geweld landen en is toen gecrashed. Nee, een vliegtuig met mijn naam, voor mij hoeft dat niet meer.
“Ik heb toen ook van president Shankar een perceel gekregen. Op Morgenstond. Daar gaan we over een jaar of twee een huis bouwen. Dus als ik na tien, vijftien jaar in Florida retire, dan wil ik, met mijn gezin, weer hier gaan wonen. Dan ga ik echt genieten van Suriname! Want sinds ik in ’85 naar Amerika ben gegaan om te trainen, keerde ik alleen af en toe terug, voor een weekje, hooguit twee, om familie te bezoeken. En dan heb je niet de tijd om je land echt te leren kennen, terwijl, ik houd enorm van het bos. Dus, ja, dan wil ik hier blijven.”
Barcelona
Hij heeft nog één keer De Spelen meegemaakt. In ’92. Wrang genoeg won Pablo Morales er het goud, dezelfde Morales die op Bolles Prep Highschool van zijn voetstuk werd geworpen toen Nesty zijn record brak. Nu moest Nesty met brons genoegen nemen. “Maar we zaten wel weer héél dicht na elkaar: Morales had minuut 53.30, de tweede 53.39 en ik zat op 53.43. Dus toen ik aantikte had ik geen idee wat het zou worden. Maar een teleurstelling was het wel. Niemand had ooit de Olympische honderd meter vlinderslag twee keer achter elkaar gewonnen, dus dat zou echt een dubbele overwinning, de supertriomf zijn geweest! Maar zoals ik al zei: Once you make it to the finals, everybody can win.”
In ’93 studeerde hij af aan de University of Florida in de studie Communicatie, vijf jaar later werd hij er assistent-coach en ooit hoopt hij het tot hoofdtrainer te schoppen. In die hoedanigheid scout hij ook jonge talenten van over de hele wereld met de vraag of ze in Florida willen studeren en bij a great team willen komen trainen. “Ik ben ook met een paar Nederlanders bezig, want daar zit veel talent. Nee, er zitten nog geen Surinamers in ons universiteitsteam. Als je me vraagt of ik hier talent heb gezien, kinderen van het kaliber wat ik toen had, dan zeg ik: ‘ja, dat zóú kunnen’. Maar dan moet er eerst veel harder getraind worden en nog meer regionaal gezwommen, om je talent op te krikken.
“Het probleem is natuurlijk: ik kon naar één van de beste zwemscholen van Amerika. Maar om nu iemand naar daar te sturen, dat is zó kostbaar! Zeker in vergelijking met toen. Mijn vader moest 16.000 US dollar per jaar betalen, nu kost die school 40.000 per jaar. En ook al zou de staat een beetje helpen, zoals ze destijds mijn vader heeft geholpen, dan nog, het is voor Surinamers in de regel onmogelijk op te brengen. Dus: ze zijn er wel, die talenten, maar het zijn nog lang geen winnaars.”