‘Toverdokter’ Roy Ismaël
Toverdokter Roy: ‘Ik genees hiv en psoriasis’
Een gave van boven
Het is zo’n ouderwetse Chinese winkel, op de hoek van de Henck Arronstraat en de Prinsessenstraat. In de plankenkasten aan de wand staan blikken met bruine bonen en potjes pindakaas, in de vitrinekasten een vreemde variëteit van verloopstekkertjes tot directoires. Traliewerk tot aan het plafond. Toch is deze winkel andere dan anderen. Want achter die tralies verkoopt Roy Ismaël ook medische wonderen.
Hij heeft het forse postuur van een Creool, de onbehaarde huid van een Chinees en een Joodse familienaam: Ismaël. “Er loopt zoveel verschillend bloed door mijn aderen, dat de hele mensheid in mij samenkomt.” Vier jaar geleden ben ik met vervroegd pensioen gegaan. Op een dag stond er een zieke werkman in mijn winkel met een flinke huiduitslag, niemand wilde in zijn buurt komen. Ik had medelijden met hem en besloot voor de man een drankje te maken. Hij werd beter en dat deed me zo goed, dat ik de belangstelling voor geneeskrachtige kruiden weer heb opgepakt. Ik heb het vak van mijn grootmoeder geleerd toen ik nog een kleine jongen van elf jaar was. Maar zij is degene die de dranken maakt”, zegt hij en wijst naar zijn vrouw, de Chinese Liao. “Ze kan het heel goed. Ze is een lieve sterke vrouw.”
Eeuwenoude kennis
Voor zover hij het kan traceren, hielden zijn voorouders uit Israël zich al in de vijftiende eeuw bezig met kruiden en geneeskunde. Die kennis is van generatie op generatie overgedragen en natuurlijk is er ook steeds nieuwe kennis aan toegevoegd. Roy: “Mijn oma nam mij als kleine jongen vaak mee op haar tochten, ze was altijd op zoek naar kruiden, vruchten, ook naar schelpjes en insecten. Van haar leerde ik wat de samenstelling van de verschillende dranken en de poeders moest zijn en waarvoor ze dienden. Ze liet me ook zien wat dieren wel, of juist niet aten als ze ziek waren; ze leerde me dat goed kijken heel belangrijk is. Als ze bijvoorbeeld een patiënt voor het eerst een drankje gaf, begon ze met een zwakke dosis en nadat ze de effecten goed bekeken had, ging ze pas verder.
“Ik wilde als jongen rechercheur worden. Ik ben inderdaad naar de politieschool gegaan en heb sindsdien weinig met de kennis gedaan. Totdat ik met vervroegd pensioen ging. Ik ben nu vier jaar bezig en zie gewoon de resultaten. Ik kan mensen van heel wat ziektes genezen. De kennis die ik gebruik, is al eeuwenoud.”
Grappenmaker
Roy neemt een ferme slok van zijn whisky. Hij kijkt me aan en zegt: “Ik houd er echt van om mensen beter te maken. Maar soms zegt mijn vrouw dat ik er beter mee kan stoppen, ze vindt dat ik ervan gestresst raak. Soms zie ik het ook niet meer zitten hoor. Want hoewel iedereen de resultaten kan zien en mensen gewoon beter worden, zie ik maar weinig interesse vanuit de gewone medische wereld. Ik ben bij verschillende instanties langs geweest om uit te leggen wat ik in huis heb, maar in de meeste gevallen interesseert het ze niks. Erger nog, ze doen alsof je een grappenmaker bent. “Neem nu die instanties die als paddenstoelen uit de grond rijzen voor nieraandoeningen. Een behandeling om je nieren te spoelen, kost rond de vijfhonderd srd per keer. En dat moet twee tot drie keer per week gebeuren. Op de televisie zie je dan dat één van die instellingen om donaties vraagt. Als je hen dan benadert en vertelt dat je medicijnen hebt om potentiële nierpatiënten daadwerkelijk te genezen voor hetzelfde bedrag als voor één dialyse, dan horen ze je beleefd aan. Maar ze willen liever nooit meer iets van je horen, hun broodwinning staat op het spel. Als hun patiënten echt beter zouden worden, is het niet in hun belang. Dat maakt me soms zo boos! “Zo heb ik ook een medicijn tegen hiv. Maar instanties die hiv-patiënten begeleiden, hebben zo’n afwijzende houding. Want wat moet een hiv-counselor als hij geen patiënten meer heeft? Ik heb in de afgelopen periode vier met hiv besmette mensen mijn medicijnen laten drinken. Twee gebruikten wel en twee geen remmers. Na de kuur heb ik ze laten testen en hun viral load copies, dat is het aantal viruscellen per kubieke millimeter bloed, was onder de vijftig. Met gewone remmers kunnen ze dat aantal niet bereiken.”
Behandeling
Als Roy is uitgebabbeld over wat hij allemaal kan genezen, kijkt hij mij aan, ziet mijn twijfelende blik en zegt: “Als je wil, kan ik je in contact brengen met één van mijn patiënten, een dame die zich helemaal niet lekker voelde.” Een week later zit ik op het terras van Pien, een oudere frêle vrouw van tegen de zestig. “Ik moest op een dag naar de stad, maar was weer zo vreselijk moe. Toen zag ik een bankje in een winkel staan, er was nog een plekje vrij. Ik voelde me als een vaatdoek toen ik tussen twee heren in ging zitten die een biertje zaten te drinken. “Ik was de laatste maanden niet alleen heel erg moe, maar ook erg vergeetachtig. Ik zat op die bank het briefje te zoeken waarop stond wat ik die dag allemaal niet mocht vergeten, toen de man achter de tralies mij aansprak. Hij vroeg hoe het met me ging. Ik keek hem aan en kon hem alleen nog maar een vermoeide glimlach geven. Hij vroeg: ‘Ben je ziek?’ ‘Ja’, zuchtte ik, ‘eigenlijk wel, ik ben zo moe’.
Ik zei hem dat mijn huisdokter niets heeft kunnen vinden. ‘Hij heeft ook bloedtesten laten doen en die wezen niets bijzonders uit’. ‘Maak je geen zorgen, ik maak je beter, honderd procent’. Ik geloofde hem natuurlijk niet en sputterde tegen. Maar wat ik ook tegenwierp, hij bleef aandringen dat hij me beter ging maken. Ik vroeg: ‘Hoeveel gaat me dat dan kosten?’ ‘Driehonderd srd’, antwoordde hij.” “Het leek me een heel redelijk bedrag”, gaat Pien verder, “dus die avond zat ik in de ‘behandelkamer’ achter de winkel. Ik vertelde wat er allemaal aan schortte, wat de diagnose van de dokter was en wat de laboratoriumresultaten waren. Toen ik was uitgepraat, zei hij: ‘Geen probleem, je wordt honderd procent beter’.” Dat klonk Pien als muziek in de oren; ze gleed al een paar jaar steeds een beetje verder af met haar gezondheid en de medische wereld kon haar niet echt beter maken. Maar deze man scheen na een half uur al te weten wat er met haar aan de hand was. “Hij legde me uit: ‘Je organen werken niet goed, ze zijn lui omdat ze vuil zijn. Daardoor ruimen ze de afvalstoffen niet goed op en kunnen ze niet meer voldoende energie uit je eten halen. Resultaat: je bent steeds zo moe. Ook worden er niet meer voldoende witte bloedlichaampjes aangemaakt, waardoor je vatbaar bent voor ontstekingen’.”
Goede schoonmaakbeurt
Haar voortdurend ontstoken tandvlees bevestigde dat. “Hij zei: ‘Zie je wel, dan is het logisch dat ook je organen wat ontstoken zijn’.” Pien kreeg eerst een drank die de ontstekingen in haar lichaam zou weghalen. Daarna een kuur die haar organen een goede schoonmaakbeurt zou geven. “Alles bij elkaar zou het meer dan een half jaar duren om beter te worden, zei hij me.” De drank deed betoverend snel zijn werk: een resistente schimmel waar tot dan toe niets tegen leek te helpen, begon al na twee dagen te drogen, na enkele weken was de ergste vermoeidheid verdwenen. “Mijn geheugen begon weer normaal te werken en na zeven maanden voelde ik me supergezond: ik had niet durven dromen dat nog eens te mogen ervaren. Als ik het nu aan anderen vertel, spreek ik over die meneer Roy dan ook altijd als ‘de toverdokter’.”
Geen eieren
Volgens Roy wil lang niet iedereen die bij hem komt, beter worden. “Ik behandel nu een dame met psoriasis – het waren er eerst twee. Psoriasis is een ziekte waarbij het lichaam te veel huidcellen aanmaakt: het geeft erge jeuk en je huid blijft maar afschilferen. Eén van die twee vrouwen was heel erg dik, ze woog tegen de tweehonderd kilo. Nadat ze bij mij met de kuur was begonnen, was na vier dagen de jeuk weg en na een paar weken de wondjes gedroogd. Ik had haar ook een dieet gegeven, zo mocht ze geen eieren eten. “Later hoorde ik van anderen dat ze, toen haar huid begon te genezen, elke dag een broodje met ei is gaan eten. Ook is ze haar medicijnen niet meer op tijd komen drinken. Ik was behoorlijk geïrriteerd en heb haar gezegd dat ze zo niet meer hoefde te komen, ze was niet serieus! Deze vrouw wilde aandacht en klagen; ook wel een beetje beter worden, maar niet teveel. Ziektes hebben meestal een functie, dat zie ik nogal eens over het hoofd. Want had die vrouw de kuur afgemaakt, dan zou ze na een paar maanden weer aan het werk kunnen. Nu ze ziek is, kan ze blijven klagen, moet haar zoon de boodschappen doen en lanti, waar ze ‘werkt’, betaalt.”
Met de andere dame met psoriasis is het beter afgelopen. “De kuur is nog niet afgerond, maar haar huid is mooi genezen, het lijkt erop dat het virus is uitgeschakeld.” Met een fronsje merk ik op dat voorzover bekend nog niemand ooit in staat is geweest virussen te doden. Roy antwoordt: “Ik zeg ook, het lijkt erop. Ik zou graag willen dat het wordt onderzocht. Maar als ik instanties hiervoor benader, denken ze dat ik niet goed wijs ben. Een vicieuze cirkel.”
Dat het ministerie van Volksgezondheid onderzoek gaat doen naar de effectiviteit van natuurgenezers, is volgens Roy een goede zaak. “Ik heb ervan gehoord, maar ik houd wel mijn recepten geheim; anders weet ik zeker dat iemand ermee aan de haal gaat en het verkoopt aan een farmaceutisch bedrijf. Dat zeg ik niet zomaar, want dat is al vaker gebeurd. Tot nog toe hebben deskundigen op medisch gebied niet bepaald voor ons in de rij gestaan. Ik denk dat ze bang zijn voor onze kennis, omdat die op een andere manier is verkregen; bang voor zaken die ze niet meteen kunnen verklaren. Maar ik blijf hoopvol gestemd. Ik heb veel respect voor de reguliere geneeskunst. Die kan veel wat wij niet kunnen, zoals nauwkeurig meten en wetenschappelijk onderzoek doen.”
Bezoek
José Schaepman, gepensioneerd huisarts en antroposoof, is jarenlang werkzaam geweest in het binnenland en heeft daar kennis gemaakt met natuurgenezers. “Je merkt dat Roy een twintigste- eeuws vak heeft gestudeerd, dat hij kan analyseren, kritisch denken, uitleggen waarmee hij bezig is. Hij wil graag dat zijn kennis wetenschappelijk onderzocht wordt, maar merkt zelf ook op dat de medische wereld er weinig belang in stelt. Natuurlijk, hij is de zoveelste persoon die beweert medicijnen te hebben ontwikkeld die heel goed werken. En mocht het waar zijn, doktoren snijden zichzelf niet graag in de vingers, dat doet niemand graag.” Hoewel ze onder de indruk is van de viral loads-metingen, adviseert ze Roy uitgebreidere dossiers samen te stellen en zo zijn bewijzen te versterken. Ze herkent de ervaring die Roy met onwelwillende patiënten heeft. “Vanuit mijn eigen praktijk kan ik zeggen dat hooguit tien procent van de mensen die bij me komt, er alles aan doet om beter te worden. Een andere tien procent is redelijk goed bezig, maar de overgrote meerderheid wil eigenlijk alleen wat aandacht en het liefst ook pilletjes om mee naar huis te nemen. Beter worden, heeft vaak te maken met over jezelf nadenken. En daar ligt het probleem: nadenken over jezelf, is iets wat de meesten van ons nooit goed hebben geleerd. We leggen liever het probleem op andermans bord, dan er zelf aan te werken.”
Een gave van boven
Ondanks de tegenwerking van patiënten, doktoren en wetenschappers, blijft Roy heilig geloven in zijn missie. “Ik beschouw het als een gave die ik van boven heb gekregen. Ik hoop dat waar ik mee bezig ben, in de nabije toekomst wetenschappelijk kan worden onderzocht op zijn verdiensten. Als mijn medicijnen werkelijk zo krachtig zijn als ik denk, kunnen we misschien in Suriname een eigen geneesmiddelenlijn opzetten, in samenwerking met de reguliere geneeskunst. Gods gaven zouden dan worden gebruikt zoals ik het echt zou wensen: samenwerkend en in dienst van de medemens.”