Tranen op Berg en Dal
Eén ding is zeker: dood gaan we allemaal. De stoffelijke resten worden soms begraven en soms gecremeerd. Hoe groot is de laatste eer die nabestaanden hun dierbare overledene willen geven, welke rituelen zijn onmisbaar voor zijn of haar zielenrust? Parbode leeft mee.
Aan de voet van de Blauwe Berg op plantage Berg en Dal staat een machtige kankantrie. De enorme stam plooit zich in de vorm van een baarmoeder, een vruchtbaarheidssymbool van de oermoeder en Moedergodin. Dit symbool dat in oude tijden van Mongolië tot Afrika werd gebruikt, is ook het symbool van onze aarde uit het steen- en ijzertijdperk.
Er zijn, verspreid over de hele wereld, kleine beeltenissen gevonden van vrouwenfiguurtjes met enorme borsten en buiken. Deze beeldjes staan bekend als de Venusbeelden en sommigen ervan hebben duidelijke vulva’s om nog eens extra de nadruk te leggen op haar vruchtbaarheid. In het Griekse eilandenrijk en op het eiland Malta, staan grotere beelden en tempels die aan haar gewijd zijn. In Engeland onder andere Salisbury Plane en rond Glastonbury vinden we dit Moedergodin symbool als een gigantische baarmoeder gevormd in het landschap op plaatsen waar de Kelten, en hun priesters, de Druïden, haar eerden.
En nu treffen we haar aan in Suriname. Ontstaan in de natuur zelf, net als in het verre Engeland. Onze gids Carlo heeft, voor ons uit lopend, een pad opengekapt naar deze imposante boom waar we onder de indruk raken van de grootheid van de natuur. We zijn hier om de slavenbegraafplaats te bezoeken op de helling van de Blauwe Berg, maar willen dat niet zomaar doen. We vragen Busi-Gado om spirituele leiding bij ons bezoek, en bovenal om toestemming, zodat wij vrij kunnen rondlopen, in respect voor degenen die hier begraven zijn.
Tijdens de pittige klim naar de begraafplaats komen we op een klein plateau waar ooit de kerk stond met zijn bronzen klok, maar die tijdens de kerstdagen van 2003 met donderend geraas ineenstortte. Vanaf dit punt genieten we, eventjes rustend, van het adembenemende uitzicht over de rivier. Op de achtergrond is de in nevelen gehulde Brownsberg te zien. Van het kerkje is niets meer over dan wat roestige zinkplaten en rotte planken. De natuur herstelt zich snel.
Carlo gaat voorop, in een flink tempo. We houden hem met moeite bij. Dan stopt hij en wijst: overal om ons heen staan, zover we kunnen zien, op regelmatige afstand van elkaar houten paaltjes in de grond. Deze zijn ongeveer één meter hoog. Het lijken wel figuurtjes met ronde en vierkante hoofdjes. We staan midden op de begraafplaats. Er zijn meer dan 300 gemarkeerde graven geteld. “Dat is slechts een fractie van het aantal mensen dat hier begraven ligt. Een voorzichtige schatting komt op meer dan 1000 slaven die hier na hun dood te rusten werden gelegd”, vertelt de gids.
Het is koel onder het dichte bladerdak boven onze hoofden. De stilte wordt af en toe onderbroken door de roep van een vogel en door onze stemmen. De wind doet de bladeren wijken, en dan speelt het zonlicht over ons en de graven. Carlo vertelt dat de ronde hoofdjes van begraven vrouwen zijn, en de vierkante van de mannen. Uit mijn ooghoek zie ik hoe een zonnestraal over een houten hoofdje glijdt. Er schittert iets bovenop het hoofd, waar ik naar móet kijken, of ik wil of niet. Het graf ligt een meter of tien links vanwaar we staan, dieper het bos in. Ik besluit er heen te lopen en zie dat het ronde hoofdje een gezicht heeft. Twee ogen en een mondje die niet helemaal ongeschonden door de tijd zijn gekomen. Het hoofd is bedekt met een smalle strook leer. Moesten dat ooit de haren uitbeelden? Carlo is stomverbaasd. “Wat! Dat heb ik nog nooit gezien!” roept hij uit. “Ik ben hier zo vaak geweest en heb ze allemaal geteld, maar dit beeld heb ik echt nooit gezien.” Ik leg mijn hand op het hoofdje en het water rolt uit mijn ogen. Niet van verdriet maar veroorzaakt door een ongekende heftige emotie. Daar sta ik dan. Tussen de slavengraven en huil tranen met tuiten! Vanuit alle richtingen schijnen de hoofdjes naar mij te kijken. Een enkel zinnetje spookt door mijn hoofd: ‘De leeuw van Berg en Dal is wakker’. Ik voel de kracht van de vrouw die hier in het graf is gelegd.
Als je doorloopt over de bergrug vind je het graf van Busken-Huet, in leven directeur van de Surinaamse bank. Het graf is voorzien van een mooi hekwerk en een steen met duidelijke inscriptie. Maar ik wil naar de rivier om op mijn rug in het water drijvend het beeld op te roepen van die vrouw in het bos.