Uitgehuwelijkt op je dertiende
Chander (75)
“Mijn eerste keer?! Mi Gado, dat is lang geleden… Je moet rekenen, ik was dertien toen ik uitgehuwelijkt werd. Dus sommige dingen ben ik een beetje kwijt. Uitgehuwelijkt, ja. Ik weet wel niet als dat hier in Suriname nu nóg gebeurt, ik hoor wel dat Hindoestaanse jongelui tegenwoordig ook elkaar kiezen.
Maar in Guyana, waar ik vandaan kom, was het belangrijk dat je moedereen man voor je zocht. Want dan bleef zij ook verantwoordelijk. En als hij jedan gaat mishandelen, moet zij je terug nemen. Ik kende hem niet, nee. Was maaréén keer aan hem voorgesteld. Knap? O néé, helemáál niet, hij was al twintig,maar zijn gezicht zat nog ónder de puistjes. Trouwen… ik kan me nietherinneren wat ik daar van vond. Misschien wel helemaal niets. Je wist nietbeter. En het idee van zo aangekleed te worden als een prinsesje, dat leek mewel geweldig. Sprookjesachtig, met schitterende juwelen en glanzende sluiers.Het feest duurde het hele weekeind. En ik was wel dood verlegen, maar toch wélhet stralend middelpunt. Vrijdag werd ik ingesmeerd met oliën en beschilderdmet henna. Zaterdag was er een kerkdienst bij ons thuis en zondag vond dan hethuwelijk plaats. Een oudere tante bleef er al die dagen streng op toezien datwe niet handtastelijk werden. Niet dat ik dat nou wilde… Ik was ook als dedood voor die huwelijksnacht. Pas een week later trok ik bij mijn schoonoudersin. En ja, dan moet het gebeuren. Ik was er natuurlijk totaal niet opvoorbereid, wist niet wat me te wachten stond. Natuurlijk had ik wel eenshonden op het erf bezig gezien en de haan… maar dat zoiets ook bij mensen…nou ja, geen flauwe notie. Als je nooit iets verteld is, dan hoe dan? Hoe ga jedat weten, dan? Die eerste keer staat me nog heel helder bij. Omdat ik het zoafschuwelijk vond. Vies. En het deed zó pijn… wat wil je, ik was een kind.Mijn man was wel heel opgewonden, zweette heel erg… oh, alsof ik open werdgescheurd. Nee, ik heb het nooit prettig gevonden. Niet bij die man, tenminste.Of het een goed huwelijk was? Nou… dat hangt van zoveel dingen af. Mijnschoonmoeder behandelde me als een huissloof, ze snauwde me af. Mijn eigenmoeder, die was echt een hele lieve vrouw en haar miste ik verschrikkelijk. Hetgrootste probleem was: ik kon maar geen kinderen krijgen. En daar gaat iedereendan kwaad van spreken. Zowel mijn familie als die van hem voelden het als eenschande. In mijn wanhoop vroeg ik een keer hulp. Toen pas bleek dat mijnschoonvader niet wilde dat ik kinderen zou krijgen. Hij was in de godenwereldnogal machtig en offerde bloed aan de godin Doerga Kali, die met al die armen,ja, je zou kunnen zeggen dat het een soort van Hindoestaanse wisi is, sommigemensen kunnen je inderdaad kwaad zetten. Tien jaar heeft dat huwelijk geduurd,pas toen hij echt bijna élke avond stomdronken was en me dan telkens bont enblauw sloeg ben ik gevlucht. Héél stiekem, met m’n kleren verstopt, dat deburen het niet zouden zien, ben ik mijn moeders huis binnengeglipt. Heel langhebben we gedaan of ik daar maar even was, op familiebezoek. Maar toen hetgeklets weer begon ben ik naar Suriname gekomen. En hier, bij mijn tweede manheb ik drie gezonde kinderen gekregen. Dus ik was helemaal niet onvruchtbaar.Met die man was ik tot zijn dood. Hij zorgde goed voor me. En in bed? Nou… hij was wélteder. Ik heb het goed getroffen.”