Uitgekeken
Armand Snijders beoordeelt
elke maand een of meer
tv-programma’s
Tele-vies-ie
Het is een uur of negen ’s avonds. Een dag van hard ploeteren sluit ik af met heerlijke verwennerij: languit op bed televisiekijken, vergezeld met een broodje tomatensardien met extreem veel rode peper. Ik kan natuurlijk beweren dat ik dat beroepsmatig moet doen om deze column te vullen, maar dat zou een leugen zijn. Ik doe het als luie bakra namelijk best wel vaak, alleen de bedsnack varieert. Deze woensdagavond valt het behoorlijk tegen wat de televisiemakers te bieden hebben, dus ik ga een beetje zinloos zappen. Net als ik een hap neem van het broodje sardien, beland ik bij de STVS, kanaal 8. Even denk ik een hengelsportprogramma voorgeschoteld te krijgen, met in beeld iets wat op een bloederige vis lijkt. Echter, bij River Monster, of de eenvoudigere maar zeker niet onaardige Surinaamse aftreksels daarvan, gaan de vissers doorgaans liefdevol en met respect met hun vangsten om en geven deze ook altijd de vrijheid weer terug.
Opeens dringt het tot mij door: dit is helemaal geen vis, maar een mensenvoet waar iets grondig mis mee is! Ik blijk naar Sranan Oso Dresi te kijken, een eigen STVSproductie waarbij een alwetende dresiman met kruiden en mengseltjes de meest afgrijselijke wonden probeert te genezen. Van de voet die we te zien krijgen, zijn de tenen nog nauwelijks herkenbaar. De dresiman propt er desondanks onverstoorbaar en lachend wat plantenblaadjes tussen. Ik zap gauw door, maar het is al te laat. Ik kijk met andere ogen tegen mijn broodje aan. Leek het een paar minuten geleden nog zo lekker, nu wekken de rode tomatensaus en peper andere associaties op. De sardien is in mijn op hol geslagen fantasie zelfs op een rottende mini-mensenvoet gaan lijken. Ik neem mij voor om nooit meer sardien te eten. Ik snap niet waarom veel mensen toestaan hun leed in beeld te brengen. Als ik een pijntje of erger heb, lijd ik het liefst in eenzaamheid en ga me hooguit zielig aanstellen in de beslotenheid van de gezinskring. De halve wereld schijnt daar tegenwoordig anders over te denken. In een tijdperk waar egoïsme de overhand heeft, is ziek worden of een ongeluk krijgen kennelijk een manier om toch nog wat aandacht te krijgen. Het bewijs wordt iedere dag op de buis geleverd, vooral via Amerikaanse en Nederlandse realityprogramma’s. De camera’s laten draaien op de spoedeisende hulp van ziekenhuizen of laten meerijden in ambulances naar ernstige ongelukken, is in het buitenland de normaalste zaak van de wereld. Ook de deuren van de operatiekamer worden regelmatig opengezet. Maar ik wil helemaal geen openhartoperaties zien, baby’s uit vagina’s zien rollen, spataderen zien spetteren of meeleven met een idioot die een spijker door zijn eigen hand heeft geslagen. Ook weiger ik getuige te zijn van het verwijderen van een dertig kilo wegende vetkwab van een extreem dikke, volgevreten Amerikaan. Gelukkig lopen Surinaamse programmamakers wat dat betreft behoorlijk achter. Trouwens, bij de Spoedeisende Hulp van het Academisch Ziekenhuis zal men uit schaamte geen camera’s binnen willen laten; men houdt daar de dagelijkse wanorde liever geheim. Wel zijn er programma’s van vage foundations, zoals Constantin, die ons getuigenissen tonen van mensen die op een alternatieve wijze door hen zijn behandeld. De interviews worden opgeleukt met beelden van flubberbenen en kwabberbuiken die zijn verbonden met allerlei draadjes of waar acupunctuurnaalden in zijn geprikt. Dit oogt weliswaar vies, maar het bloed blijft achterwege. Alleen die dresiman van Sranan Oso Dresi moet worden verbannen. Al was het alleen maar om de sardienvissers niet brodeloos te maken.