Van volksjongen tot Unesco-man
Het is geen kunst om het ver te schoppen als je thuis niets tekort komt en je bent opgebracht met een leescultuur die ouders je hebben bijgebracht. Het is een ander verhaal als je opgroeit in het district uit arme ouders en elke stap omhoog uit de toko-toko een vraagteken en een waar gevecht is. Dan moet je van goeden huize zijn om dat vol te houden, gedreven zijn, jezelf een ijzeren discipline opleggen, offers brengen. Maar ze zijn er wel degelijk, ook in ons land, mensen die zich – op weg naar de top – niet door goedkope verleidingen van de wijs laten brengen. Neem nu André Kramp.
André Kramp (67) is doctor in de letteren en wijsbegeerte met als hoofdvak Engels. Hij zit er relaxed bij als hij, schijnbaar afstandelijk, babbelt over een jeugd en een verleden die hem mede hebben gevormd tot wie en wat hij vandaag is: Projectcoördinator van de in te voeren elfjarige basisschool en beleidsadviseur van de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling. Daarvoor was hij elf jaar in Parijs, waar hij voor de Unesco heeft gewerkt als directeur, waaronder drie jaar als internationaal coördinator van het Slave Route Project. Voor zijn Franse periode was hij cursusleider Engels en directeur van het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL). Een prachtige carrière van een keiharde werker. Maar het kwam niet vanzelf aanwaaien.
Tot zijn veertiende woonde en leefde Kramp met zijn broer Wim (Udenhout, voormalig directeur van Conservation International Suriname en ooit premier en ambassadeur van ons land in Washington) en drie zussen in Totness, Coronie. Voor de bouw van de Coppenamebrug was het district nog een heel stuk geïsoleerder dan nu. Als tienjarige maakte hij de lagere school af en hij had in feite toen al naar de stad kunnen gaan voor verdere studie.
“Mijn moeder bleef met vijf kinderen achter toen mijn vader het voor gezien hield. Mijn oudste zus was acht en ik een peuter van twee. Je beseft op die leeftijd gelukkig niet met welke problemen zo’n man zijn vrouw en kinderen opzadelt. Ik heb tijden gekend dat er na school geen bord eten op me stond te wachten. Wim en ik struinden de sloten en kreken af om wat vis te verschalken, zodat we voor die dag in elk geval wat te eten hadden. Of we gingen op zondagen met black mouth, droge koekjes en boyo de straat op als er mensen uit de stad waren gekomen om te genieten van een dagje Coronie. Moeder was dag en nacht in de weer om de eindjes aan elkaar te knopen. Vandaar dat we al op jonge leeftijd meehielpen de dubbeltjes en kwartjes te vergaren die het leven onder die omstandigheden met hangen en wurgen mogelijk maakte. Ik was vaak laat op school, omdat ik al vroeg ‘s morgens kwie-kwie’s ging rondventen.”.
Stad
Op zijn elfde kreeg hij toch de kans om naar de stad (Paramaribo) te gaan voor verdere studie. Maar dat werd in eerste instantie niet bepaald een onverdeeld succes. André was – in tegenstelling tot de oudere en meer rustige Wim – een ietwat ondeugende jongen. Een tiener, die misschien het toezicht en de begeleiding van zijn moeder miste of het onbezorgde van het Coroniaanse platteland. Of allebei.
De St. Stephanusschool van de fraters werd een mislukking. Hij hield het voor gezien en ging de techniek in. Elektrotechniek werd het en hij slaagde met mooie cijfers, hoewel hij zelf toegeeft dat techniek niet echt zijn ‘ding’ was. Hij wilde meer, verder studeren, alles eruit halen. Dus begon hij met zijn ‘vierde rang’, de hulponderwijzersakte van toen, de onderste sport van een lange ladder. Daarna LO Engels bij Drs. Amo. Weer zo’n hobbel, want in feite was z’n vooropleiding te mager. Maar hij deed mee, hield vol, werkte zich uit de naad en stond voor de klas. Natuurlijk was ook het examen LO geen hindernis voor hem en hij slaagde dan ook met vlag en wimpel. ‘Fortune favours the brave’, het geluk is aan de kant van de dapperen, de doorzetters, zij die geloven in zichzelf.
Ondertussen had broer Wim de St.Paulusschool afgemaakt. Hij zegt het niet zonder een zweem van trots, dat z’n vier jaar oudere broer dat befaamde onderwijsinstituut had doorlopen. Een Muloschool waar vooral de midden- en hogere lagen van de maatschappij zich inschreven om verder te leren. Sowieso stroomde in de vijftiger en zestiger jaren maar een klein percentage leerlingen van de lagere scholen door naar de
Mulo.
Toen kwam 1966, Nederland, nog verder, nog hoger, met verwachtingen die niet per se in zijn voordeel lagen. ‘Vrijpostig’ als hij was solliciteerde hij naar een baan als assistent in de grote bibliotheek van de toenmalige Economische Hogeschool in Rotterdam, wat jaren later de Erasmus Universiteit zou worden. ‘Vrijpostig’ omdat hij niet voldeed aan het profiel. Maar… fortune favors the brave, nogmaals. Hij kréég dat sollicitatiegesprek en werd warempel aangenomen. De volgende drie jaar las hij de sterren van de hemel. De bibliotheek was op tal van maandbladen geabonneerd, Nederlandse en Engelse en hij liet geen moment voorbij gaan om te lezen. Weliswaar tussen de bedrijven door, want ‘s avonds volgde hij de studie Engels MO-A. Dwars tegen het advies van sommigen in die er blijkbaar niet in geloofden dat hij dat huzarenstukje kon uithalen: Engels studeren op dat niveau, met een te kleine ransel. Maar hij vervolgde z’n eigen koppige en ambitieuze weg. Rusteloos, gedreven, alles uit de kast halend. Vier jaar later slaagde hij. Binnen de tijd die doorgaans voor deze studie stond! Hij kreeg een betere baan als leraar, verdiende een prachtig salaris, maar na een jaar besloot hij de lat een fors eind hoger te leggen. Hij reisde naar Leiden, waar hij zich inschreef voor de studie doctoraal Engels. De volksjongen van Totness had een lange weg afgelegd, vol bochten en valkuilen, nu eens breed, dan weer smal, maar nu ging hij voor de eindsprint aan de oudste universiteit van de Lage Landen. Hij liet er een mooie baan voor schieten om met een magere toelage van de overheid weer student te worden.
Wijsbegeerte
Nadat hij Leiden in recordtijd met succes had afgerond was er nog één halte die hij moest en zou halen: de promotie tot ‘doctor’, de wetenschappelijke titel die ambitieuze Coronianen als het even kan niet laten liggen. Maar eerst ging hij terug naar zijn geboorteland, omdat hij bij de onafhankelijkheid in 1975 zijn Nederlandse nationaliteit wilde verruilen voor de Surinaamse. Na vijf jaar Suriname had hij genoeg onderzoek gedaan om – weer in Leiden – te promoveren tot doctor in de Letteren en Wijsbegeerte met als hoofdvak Engels, zoals dat officieel heet.
Dr. André Kramp! Meer dan vijftien jaar van z’n leven had het hem gekost om zover te komen. Een mooier geschenk had hij zijn moeder niet kunnen geven. De oude vrouw heeft nog jaren plezier gehad van haar twee knappe zoons, die haar naar Nederland haalden om te genieten van al het moois dat een rijk land in petto heeft voor mensen uit de derde wereld.
De volksjongen uit Coronie had het hem geflikt, na vele jaren van keihard werken en vele offers. Met grote toewijding, onvermoeibare ijver en een onuitputtelijke energie om door te gaan en vooral met een sterk geloof in jezelf dat het kan, als je er maar met je volle gewicht tegenaan gaat. Je droom achterna gaan, maar toch met beide benen op de grond blijven en in alle eenvoud jezelf te zijn. Het kan, dat hebben zowel Wim als André op overtuigende wijze bewezen, ongeacht hoe laag je op de ladder begint, ongeacht je sociale achtergrond.