VBH-voorzitter Paul Abiteng: ‘Geen goud-, maar houtkoorts’ – Parbode Sneak Peek
“We zijn de houtboeren van het binnenland”, stelt Paul Abiteng, voorzitter van de Vereniging van Binnenlandse Houtproducenten (VBH). Deze vereniging is drie jaar geleden opgericht en telt nu meer dan 150 leden. Alle zijn ondernemers die hout in het binnenland kappen en verzagen. “Er is nu in Suriname sprake van een houtkoorts, geen goudkoorts”, zegt Abiteng, als hij het heeft over de groei van zijn organisatie.
“De doorsneebosbouwer van het binnenland heeft geen behoorlijke documentencultuur. Om onze data bij te houden proberen we mekaar te ondersteunen en informatie te verzamelen. Ook op de internationale markt bekijken we de prijzen en de milieuaspecten die er spelen, zodat we onze bossen niet leegkappen”, verduidelijkt Abiteng de noodzaak tot bundeling van de ‘houtboeren’. “In het bos hebben wij een vak geleerd, hoe wij met het bos moeten omgaan, en we kunnen redelijk verdienen hieruit.”
Duurzaam bosbeheer
Een rapport van de Stichting Bosbeheer en Bostoezicht (SBB) meldt dat ongeveer 30 procent van de totale bosvoorkomens van Suriname geclassificeerd is als productiebos. Dat betekent dat alleen hierop houtproductie activiteiten ontplooid mogen worden. De SBB concludeert dat de bosbouwsector een duurzame sector is met een enorme potentie. Zij kan deviezen genereren, werkgelegenheid creëren en bijdragen om de klimaatverandering te stabiliseren. In 2017 verdiende de Staat SRD 205,6 miljoen aan de bosbouwsector. Dit bedrag is verdeeld in SRD 36,5 miljoen aan bosbouwheffingen, SRD 82 miljoen aan exportrecht op onbewerkt hout en ruw bewerkt hout, SRD 24,3 miljoen aan brandstofbelasting en een inkomstenbelasting van SRD 62,8 miljoen. Dit rapport bewijst volgens de SBB dat onder haar constante toezicht de houtkap in Suriname op duurzame wijze geschiedt. Abiteng beaamt het: “We hebben een wet Bosbeheer waarin staat dat je als je een boom hebt gekapt, je een andere boom pas mag kappen als die verder ligt dan in een straal van tien meter van de gekapte boom. En waar nodig zijn er nu FSC-gecertificeerde bedrijven (houtkeurmerk, red.). Internationale organisaties die de bossen beschermen komen hier om te kijken hoe we die bomen kappen. Dat betekent dat al die organisaties die verantwoordelijk zijn voor alle milieuaspecten, de wetten en regels hebben bestudeerd. Zo weten we dat we onze bossen duurzaam beheren. Wij willen naar buiten komen, zodat het de doorsnee-Surinamer duidelijk is.” Abiteng legt in een voorbeeld uit hoe bosbheeer duurzaam werkt: “Wanneer je één boom kapt, hebben drie kleine bomen de kans om te groeien en na 25 jaar hebben zij elk hetzelfde volume als de eerste boom die was gekapt. Die was zo hoog, dat de drie kleine geen kans kregen om te groeien, omdat zij geen voeding en voldoende zonlichtkregen. Dit is een wetenschappelijke benadering.” De verenigingsvoorzitter benadrukt dat “je een deel van jouw grondstof nodig hebt om jouw land tot ontwikkeling te brengen. Als we hiermee stoppen, zitten we met werkloosheid en nog meer. We moeten niet emotioneel zijn, maar de zaak transparant aanpakken, naar alle eerlijkheid en billijkheid.”
Lokale markt
Abiteng zegt dat er voldoende hout op de lokale markt is. “Van het geoogste rondhout wordt maar 40 procent geëxporteerd. De overige 60 procent wordt lokaal verwerkt en geleverd aan houtmarkten. We leveren niet aan de houtzagerijen in de stad, omdat zij ons ver beneden de kostprijs willen betalen en dat is niet haalbaar voor ons als je kijkt naar onze kosten om het rondhout in de stad te krijgen.” Hij benadrukt dat de houtzagerijen ook niet over de machines beschikken om het maximale uit een blok hout te halen. “De houtzagerijen halen maar 33 procent rendement uit het hout, de rest is afval, omdat we niet de mogelijkheid hebben om het te verwerken tot spaanplaten, triplex of houtskool. Het wordt verbrand en zoveel koolstofdioxide is dan weer milieuvervuiling. Als de houtzagerijen investeren in modernere machines, zullen zij meer uit hun productiekunnen halen.” De houtexploitant vraagt 80 US-dollar per kuub tot in de stad geleverd, maar houtzagerijen zijn bereid om slechts 60 US-dollar te betalen. “Die mannen willen het hout in de stad hebben. In het bos kunnen we per jaar maar vijf tot zes maanden werken, want in de regentijd kan je niet produceren: de wegen zijn gesloten, het bos is nat en gevaarlijk. De zagerijen willen deze risico’s niet”, legt Abiteng uit. “Wanneer je eenmaal hier in Paramaribo bent, manipuleren zij de prijs zodanig dat wij als houtproducenten beneden de kostprijs komen te zitten. Zij willen niet eens de kostprijs betalen en dat is het probleem”, zegt de voorman, die enkele lastige knelpunten opsomt: wegen die worden afgesloten voor transport van rondhout, transportprijzen die stijgen, kanalen die slecht worden onderhouden en de afstand van de houtzagerijen naar het water.
Abiteng: “De houtzagerijen moeten met de houtexploitanten komen praten. Dan kunnen we een overeenkomst bereiken over de kostprijs en kunnen we verder. We zijn geen concurrenten, maar collega’s. En we moeten samenwerken.” Hij voegt hieraan toe dat ook al zou de houtexport worden afgebouwd, “krijgen de houtzagerijen toch geen hout, zolang zij niet met ons komen praten en het gevraagde bedrag betalen.”
Lees het hele artikel in het augustusnummer van Parbode