Verkeerd verkeer
Ons land is uniek. Een gegeven dat we voor lief nemen. Waarwe elke dag over emmeren, zijn de puinhopen in het land, zoals het verkeer.Sinds het aantal auto’s is toegenomen, klagen de mensen stelselmatig over defiles en het gebrek aan parkeerplaatsen. In feite klaagt men over de medemens,want verkeer staat synoniem voor mensen. Ik heb nog geen voertuig gezien datuit zichzelf rijdt.
Het is weer tijdvoor een grote servicebeurt. Al jaren breng ik mijn ‘dame’ naar een vastemonteur. Niet omdat hij zo’n deskundige is in Toyota Starlets, het gaat om hetvertrouwen. “Ik heb je vader gekend, hoe gaat het met hem?” zei ik altijd voorik de auto achterliet. Voor mij was die kennisgeving een soort garantie dat demotoroplapper niet stiekem onderdelen verwisselde. Hij zal me nu niet meergeloven, maar de jarenlange band met deze klant zal hij ook niet willenverbreken.
Dan staat de taxi voor de deur. Overal ter wereld neem jeachterin plaats: je wordt gereden. Alleen in Suriname neem je naast dechauffeur plaats, alsof je meerijdt. De vermelding ‘taxi’ of een uniforme kleurontbreekt ook aan het voertuig dat, als je geluk hebt, de schrootleeftijd nogniet heeft bereikt.
Je moet ook geluk hebben met de chauffeur. Een Javaan vanmiddelbare leeftijd betekent een stille rit. Omdat hij over zijn bijzit en zijn‘geheime’ baan als ambtenaar zal zwijgen en de klant niet wil lastig vallen metverhalen over zijn vrouw en kinderen. Hij heeft het alleen over de prijzen vanauto-onderdelen in de winkels, hoe die verschillen, en dat hij daarom alle‘gaten’ kent om aan gebruikte onderdelen te komen die goedkoper zijn. Een jongeJavaan ziet voor het stuur het huis dat hij gaat bouwen, op een perceel dat hijvia een familietak in de politiek hoopt te krijgen, om dan over te gaan op zijnblufsound.
Een andere keer luisterde ik gedwongen naar een chauffeurvan Ram’s taxi, die met zijn elegie Sardjoe alle schuld gaf voor dekreeftengang van het land, terwijl zand en stof van de straat het defecte raambinnenwaaide. Door de korte afstand kon erger worden voorkomen: de dramatischeziekenhuiservaring tijdens de bevalling van zijn vrouw kon hij niet afmaken. Ofde lieve baby een jongen of een meisje was, deed er niet toe. Het moest alleendrama zijn wat hij wilde vertellen. Mensen houden nu eenmaal van drama.
In dit land stikt het van de tweedehands Japanse auto’s.Verkoopadressen zijn overvol terwijl Toyota’s niet te tellen zijn in hetverkeer. Dat ziet elke toerist meteen, alleen de etnische affiniteit metbepaalde autotypen valt niet meteen op – je zal daarvoor de demografie vanSuriname moeten kennen. In het uitpuilende wagenpark loopt de Afro-Srananmanregelrecht op de Marck II of Exiv af. “Het zijn snelle auto’s”, vertelde eendealer mij ooit. “En ze gebruiken het vooral als taxi op de routeMoengo-Albina.”
Bij de Premio staat de Javaan stil: in gedachten weggevoerddoor de akoestiek en lichtknopjes die hij erin zal verwerken – dat stuk perceelkomt wel. “Voor het geluid zijn deze auto’s beter geschikt”, weet de dealerook. Staat het dak van zijn woning op het geregelde perceel er al bijna, danricht de Javaan alle aandacht op de Spacio, een mediumkleine gezinsauto, voorzijn vrouw. Al
leen de sportvelgen nog.
De Hindostaan kiest, afhankelijk van zijn sociale stand, eendiesel pick-up of een terreinwagen. Merk doet er niet toe, maar het liefst hadhij een Mercedes natuurlijk. ‘Tweedehands’ is een groot schaamwoord voor de Chinees; die wil bijvoorkeur een nieuwe. Ook omdat hij a-technisch is en een fobie heeft voormankementen en monteurs.
Wat ook meer dan veel is, zijn bussen. In het hele Caribischgebied zijn particuliere bussen kleiner, bedoeld voor 15 personen. Alleen hiergebruiken buschauffeurs grote uitzichtbelemmerende coasters. Met veelmachtsvertoon slingeren ze door het verkeer, als een taxi voor 23 personen.Waar je ook staat, handje op en de bus stopt voor je voeten. Al betekent databrupt stoppen (voor slechts één Surinaamse dollar) en dat ook de file erachterplotseling op haar remmen staat.
Maar voor mij zijn ze meer dan Schumachers in rijdende muren- het zijn maatschappijverbeteraars. Sinds ze niet meer mogen bluffen metmuziek, zijn buschauffeurs denkmeesters geworden. Elke dag muziekloos dezelfderoute afrijden dwingt hen tot niets anders dan woorden voor hun ogen tedraaien. Anders dan bij filosofen en poëten gaat het bij deze groep om pakkendediepzinnige teksten van weinig woorden die niet in het compartiment zijngeplaatst, maar buiten aan de achterzijde van de bus. Dan hebben ze toch nogwat om zo ‘breed’ mogelijk op te vallen in de maatschappij.
Surinamers zal je niet makkelijk op de fiets zien. Men isdan zichtbaar en niet achter donker glas. En waarom zou je jezelf, net als dearme stagiaires en oudjes die zich het gif uit het lichaam zweten, blootstellenaan gevaarlijke kankerstralen, opspattende vloedgolven en kruispunten? Voor eenschoner milieu? In een auto ben je ook veiliger, zo veilig dat sommigen tot eenbestiaal rijgedrag overgaan en vergeten dat het verkeer uit mensen bestaat.Wanneer een auto met flitsende koplampen stopt om voorrang te verlenen, vindenbuitenlanders dit rijgedrag buitengewoon vriendelijk. Maar automobilisten zoalsik, weten dat men een ‘brik’ krijgt omdat de ander wil zien wie in de auto zit.Ik weet ook dat anderen iemand laten passeren om zich veilig te stellen, wantde ladderzatte bestuurder van die pick-up of Mercedes, of die Chinees metrijbewijs die niet weet hoe het verkeersboekje eruit ziet, heb je liever vóórje rijden natuurlijk. Met de Marck II gaat dat vanzelf – tegenliggers of niet -ze vliegen je met verbaal terreur voorbij. En allemaal hebben ze de les goedbegrepen: groen is, hoe dan ook, doorrijden. Al zit het verkeer aan deoverzijde vast.
Na twee dagen zonder auto ben ik blij dat het gemis voorbijis. Je vraagt je wel af waarvoor mensen eigenlijk een voertuig nodig hebben.Vanwege de afstanden, of om je te verplaatsen in korte tijd? In autoloosverkeer zouden kinderen veilig op straat én op de berm kunnen spelen, ouden vandagen hoeven geen spieren meer te verrekken bij het oversteken, gehandicaptenkunnen eindelijk rustig en niet opgejaagd de straat op in een rolstoel. En zeblijven allemaal droog als de straten weer eens blank staan. Net als vroegerzou de lucht zuiver zijn, enkel gevuld met
odo’s en tori’s van passerendemensen en geuren uit gezellige kraampjes. Geen drama meer, maar het toneel vanvrolijke mensen.