Vogeltjes kijken als beroep
Otte Ottema is dé vogelkenner van ons land. Niet alleen weet hij alles van kooivogels, juist de vogels in het wild boeien hem. Te voet – of een enkele keer met een vliegtuigje – trekt hij er op uit om onderzoek te doen naar de vele vogels die ons land rijk is. Hij is een druk bezet man, want naast zijn onderzoekswerk leidt hij toeristen rond op plaatsen met bijzondere vogels. Ook geeft hij regelmatig advies met betrekking tot de bescherming van de gevleugelde dieren.
Al sinds zijn jeugd in Nederland is Otte Ottema dol op vogels. Toen hij met zijn ouders van de stad naar het platteland verhuisde, ging er een wereld voor hem open. “Ik ging op pad om blauwe reigers te zien”, vertelt hij. “Toen ik veertien was werd ik lid van een natuurclub. Iedere vrije dag die ik had ging ik vogels kijken.” Dat hij zich later – na zijn studie biologie – als ornitholoog in Suriname zou vestigen, wist hij toen nog niet.
Oorspronkelijk begon zijn Zuid-Amerikaanse avontuur in 1990 in Frans-Guyana, waar hij wilde experimenteren met een permanente vorm van landbouw in het oerwoud. Zijn plan mislukte. “De theorie die ik uitprobeerde, bleek al door verschillende universiteiten onderzocht te worden.” Ook het boerenleven sprak hem minder aan dan hij gedacht had. “Ik ben wetenschapper, geen boer”, aldus Ottema. Al binnen een jaar kwam er een einde aan zijn landbouwavontuur. “Daarna heb ik een schooltje opgezet voor de kinderen van vluchtelingen van de binnenlandse oorlog.”
Na veel omzwervingen kwam Ottema in 1999 bij Stichting Natuurbehoud Suriname (Stinasu) terecht, waar hij nu al bijna tien jaar als ornitholoog werkt. “Het onderzoek is op de bescherming van vogels gericht. Een groot deel van het onderzoekswerk bestaat uit de telling van de dieren. Op dit moment proberen we de populatietrend van de grote rode en blauwe raven in kaart te brengen. Dan vliegen we met een vliegtuigje over het gebied heen, om alles goed te kunnen zien.”
Gids
Hoewel Ottema van het onderzoekswerk houdt, vindt hij het ook plezierig om gids te zijn voor toeristen. “Het zorgt voor afwisseling in mijn werk. Ik heb hele flexibele werktijden. De ene dag begin ik pas om elf uur ’s morgens met werken, de andere dag haal ik bijvoorbeeld om vier uur ’s morgens een groep toeristen op om nachtzwanen te bekijken bij Zanderij. Ook de toeristen zijn heel verschillend. Sommige reizen de hele wereld over om vogels te zien. Ze geven van tevoren al door voor welke soorten ze komen en ik ga dan vooral mee omdat ik weet waar je die kunt vinden. Andere toeristen zijn zelf geen vogelkenners, maar willen er juist meer over weten. “Het leuke is dat ik als gids met verschillende mensen in contact kom. Je krijgt met velen een band.
In de meeste gevallen blijft die band natuurlijk niet in stand, maar af en toe is er een uitzondering. Laatst heb ik twee Surinaamse tandartsen, werkzaam in Nederland, rondgeleid. Die boden me een gratis behandeling aan, als ik in Nederland op bezoek ben. Ook heb ik een Japans echtpaar leren kennen, waarvan de man webdesigner is. Hij heeft voor mij een website gemaakt. Als ik er informatie op wil zetten, stuur ik gewoon een e-mail. Dan zet hij het er op voor mij.” Hij merkt dat hij ook internationaal steeds meer bekendheid krijgt. “Af en toe krijg ik een aanvraag van een groep toeristen, die alleen een tocht wil maken als ík mee ga.”
Hoewel Stinasu wel verschillende tours aanbiedt, is dat niet de hoofdactiviteit van de organisatie. “We zijn er voor de bescherming van de natuur in Suriname. Het geld dat met de tours wordt verdiend, verdwijnt dus niet bij privépersonen, maar we gebruiken het voor natuurbeheer.” Behalve voor het geld is er nog een andere reden om de rondleidingen aan te bieden.
“Ter educatie. Het is belangrijk dat mensen zien waarom het belangrijk is om voldoende aandacht te schenken aan de natuurbescherming.”
Interesse
De buitenlandse vogelliefhebbers genieten van de honderden verschillende soorten vogels, met namen waar de doorsnee Surinamer nog nooit van gehoord heeft. Ottema bespeurt onder hen weinig interesse voor de in het wild levende vogels. “Ja, de kooivogels, die kent iedereen wel. Er zijn maar weinig mensen die verder geïnteresseerd zijn.”
Hij heeft een voorzichtige verklaring voor het feit dat buitenlanders meer interesse hebben in vogels dan de Surinamers zelf. “Als je vooral bezig bent met overleven, dan heb je wel wat beters te doen dan vogeltjes kijken. In Nederland bijvoorbeeld hebben mensen veel meer tijd en geld over voor hobby’s.”
Ook voor de rest van de natuur tonen toeristen meer interesse dan de Surinamers zelf. “Het besef dat de natuur beschermd moet worden hebben ze hier niet, ook niet in Frans-Guyana.” Ottema hoopt dat hij met zijn werk hier iets kan bijdragen aan het natuurbehoud.
In ons land is Ottema de enige ornitholoog. “Er zijn wel wat hobbyisten, maar echte natuurgidsen zijn er maar weinig. Sommige zeggen vogelgids te zijn en voor de toerist die niets afweet van vogels lijkt het misschien alsof die veel weet. Maar mijn ervaring is dat die mensen vooral een goede babbel hebben, maar eigenlijk weinig weten van vogels.”
Hobby
Hij maakt altijd overuren. “Maar dat vind ik niet erg, het is tenslotte ook mijn hobby. Ik heb ontzettend veel mazzel met deze baan. Als er in Nederland een vacature voor ornitholoog is, zijn er heel veel kandidaten. Hier ben ik de enige.”
Zijn werk werpt ook vruchten af. Zo heeft hij een stuk of tien vogels ontdekt waarvan niemand wist dat die in ons land leefden. “Van andere landen wisten we het al, maar dat we die soorten ook hier hebben is nieuw voor ons. Verder heb ik waarschijnlijk drie hele nieuwe soorten ontdekt, die ook in andere landen nooit gezien zijn. Met de nadruk op waarschijnlijk, omdat er eerst een exemplaar moet worden gevangen, voordat je officieel een nieuwe soort ontdekt hebt. Aan de hand van het DNA van de vogel kunnen wetenschappers bepalen of het echt een nieuwe soort is. Het eerst gevangen exemplaar gaat dan naar een museum.”
Het liefst zou Ottema zien dat er voor het erkennen van een nieuwe soort geen enkele vogel meer dood hoeft te gaan, maar dat is op dit moment nog niet mogelijk. “DNA-onderzoek staat nog in de kinderschoenen. We hebben voor een goed DNA-plaatje een stukje borstspier van de vogel nodig, dus zullen we er eentje moeten schieten.”
Soep
Sommige vogels, zoals de twatwa en de picolet hebben het – dankzij hun prachtige zang – zwaar te verduren in ons land. Gevangen in het bos, en daarna verkocht als kooivogel in de stad. Ze zijn zo populair dat ze nu met uitsterven worden bedreigd. De jonge vogels zijn het meeste waard, omdat die getraind kunnen worden voor wedstrijden. “Hoewel het houden van beide vogels toegestaan is, moeten eigenaren van een twatwa hun dier tegenwoordig laten registreren. Sinds een paar jaar is de soort officieel als bedreigde diersoort erkend. Ik zou het liefst zien dat de picolet ook onder beschermde diersoorten zou vallen. Eigenlijk kun je stellen dat hoe duurder de vogel, hoe erger de soort bedreigd wordt.”
Aan het eind van de vorige eeuw bleek ook de ravenpopulatie achteruit te zijn gegaan. “Nu doen we tellingen, om te kijken hoe de populatie er op dit moment voor staat. Maar liefst acht soorten raven zijn jachtwild, en aaronder vallen ook drie grote raven, die erg populair zijn: de bokraaf, warrauraaf en de tjambaraaf. Deze raven worden veelal gevangen en geëxporteerd. Een bokraaf brengt 800 USdollar op. Hij wordt ook gegeten. Zonde, want een vogel die zoveel waard is, daar ga je toch geen soep van koken? En het is niet eens lekker. Ravenvlees is heel taai, dus je kan er niets anders van maken dan soep.”
Autheur: Maaike Verschuren
Beeld: Vincent Boon