Volksliefhebberij aan het water
Wat bezielt al die mensen toch om op een vrije dag in het weekeinde halverwege de nacht de wekker te zetten, de stad te verlaten en een hengeltje uit te gooien? Om dit tegen-bioritmische avontuur te begrijpen, reden we zelf met hengelstokken de districten in.
Zondagochtend vijf uur. Terwijl de meeste mensen nog op één oor liggen, is het op de Kwattaweg richting Saramacca opvallend druk. De ene na de andere auto met hengelstokken laat Paramaribo achter zich. Hier en daar wordt gestopt bij de vele pierenverkopers langs de kant van de weg, die ondanks het vroege uur goede zaken doen. Hengelaars hebben immers aas nodig.
Zodra men de Vijfde Rijweg is gepasseerd, nestelen de eerste gezelschappen zich langs de trens: stoeltjes worden uitgeklapt, koelboxen tevoorschijn gehaald en de hengels uitgegooid. Het grote wachten gaat beginnen.
Wij rijden nog even door om een kwartier later ons geluk voor het eerst te beproeven. De eerste zonnestralen verdringen de duisternis, helaas laten de muskieten zich niet zo gemakkelijk verjagen. Maar dat schijnt erbij te horen. Met vijf hengels hopen we op een spoedige vangst, maar ons geduld wordt danig op de proef gesteld. Het lijkt wel alsof de vissen nog in diepe rust zijn en geen boodschap hebben aan de smakelijke pieren die onder water een oneerlijke doodsstrijd voeren.
Na een half uur is het dan toch eindelijk raak: een krobia is binnen. Een erg kleine weliswaar, dus waarschijnlijk meer graat dan visvlees; maar het geeft de hengelaar moed. Als we na een uur pas twee krobia’s in onze emmer hebben spartelen, besluiten we het elders te proberen. Een paar kilometer voor de districtsgrens met Coronie, proberen we het weer. Met meer succes dan op de eerste plek: de krobia’s en pataka’s happen gretig, af en toe doet een katrina (een kleine soort van de kwiekwie-familie) een gretige en geslaagde hap naar onze pier. Maar om nou te stellen dat dit een stevig maal op gaat leveren…
Enkele tientallen meters verderop zitten een man en vrouw te hengelen. Toch maar even om advies vragen: hoe krijgen we een fikse vis aan de haak. “Geen idee”, zegt de man oprecht. “Het is een kwestie van geluk hebben. Eerlijk gezegd doen wij het niet voor het vis vangen alleen, we vinden het vooral een zinvol en gezellig uitje. Kijk, veel mensen gaan naar Cola-kreek of een ander ontspanningsoord achter Zanderij. Maar daar is het zo druk. Daarom kiezen wij er iedere maand voor om een keertje met de hengels naar rustige plaatsen te gaan. Geen gestress en geen herrie, gewoon lekker in de natuur en maar hopen dat ze bijten. Maar ook al bijten ze niet, wij hebben een leuke dag. Ons eigen eten hebben we toch al vanuit de stad meegenomen, een lekkere bak nasi. Djogo erbij, wat wil je nog meer? Het kost vaak meer dan het oplevert, het gaat vooral om de ontspanning. Maar ja, een dagje naar een prachtig ontspanningsoord buiten de stad is vaak duurder. Dit is wat we echt willen, wij vinden het leuker dan tussen honderden schreeuwende mensen te zitten aan het colabruine water.”
Tja, het gaat dus vooral om de ontspanning. Maar ja, als je dan toch de moeite hebt genomen om vroeg uit de veren te gaan, dan wil je met een behoorlijke vangst thuiskomen, toch? Misschien dat in Coronie de vissen nog beter zullen bijten, zo maken we elkaar wijs. Het binnenwater rechts van de weg, zo’n twintig kilometer na de Coppenamebrug, ziet er veelbelovend uit. Onze optimistische blik blijkt gerechtvaardigd: ik heb in de twee uur dat we daar zaten, meer vissen gevangen dan tijdens alle hengelmiddagen in mijn jeugd aan de Broeksloot in het Nederlandse Voorburg bij elkaar. Weliswaar allemaal krobia’s met veel graten, maar toch. We hadden dolgraag langer willen blijven, maar de zon maakte het verblijf aan het viswater onaangenaam. Bij elkaar opgeteld hadden we uiteindelijk een magere vismaaltijd, dus ook voor ons woog de opbrengst van het avontuur niet op tegen de gemaakte kosten en doorstane ontberingen.
In de stad
Wie niet vroeg het bed uit wil en bovendien geen benzinekosten wil hebben, gooit de hengel in de stad uit. Vrijwel dagelijks tref je aan het eind van de middag vele honderden hengelaars langs de kreken aan. Vooral in Paramaribo-Noord kun je ze vinden, onder meer langs de Ringweg en bij het water ter hoogte van de eerste en tweede brug aan de Wilhelminastraat. Satish zegt minstens twee keer per week zijn geluk te beproeven. “Meestal bij de Boomskreek, daar zit veel vis. Voor een deel is het om te relaxen, om even alle zorgen van de dag te vergeten. Maar het is ook een goedkope manier om een maaltijd op tafel te zetten. Ik heb vier kinderen en een paar keer per week zijn ook de drie kinderen van mijn zus bij mij. Dus ik heb behoorlijk wat monden te voeden. Overdag rij ik taxi, maar dat is zwaar en levert niet altijd genoeg op. Zeker niet nu alles zo duur is geworden. Mensen nemen steeds minder vaak een taxi, dus mijn inkomsten zijn nu minder. En het gaat alleen maar erger worden, straks moet ik motorrijtuigenbelasting betalen, ik zou niet weten hoe ik dan nog moet rondkomen. Misschien zit ik dan wel elke dag hier om mijn gezin te eten te kunnen geven.”
Even verderop zit moeder Wagimin met haar negenjarige dochter en zevenjarig zoontje. Voor dat gezin is het vooral noodzaak om een paar dagen per week te gaan hengelen. “Mijn man heeft een bedrijfsongeval gehad en kan daardoor al maanden niet werken. Zijn baas weigert zijn loon door te betalen en met mijn inkomen als dienst hebben we te weinig geld. Groenten zijn al zo duur, vlees en vis kunnen we niet betalen. Dus dit is een oplossing. Maar ik klaag niet hoor, de vangst is vaak goed. Meestal vangen we een paar tilapia’s, soms een trapoen.
Daar kunnen we goed van eten en het is nog lekker en gezond ook. Ik vind het eigenlijk ook wel leuk om dit met de kinderen te doen. Zij genieten er echt van en zijn trots als ze iets vangen.” De jongste haakt in op het gesprek:“Ik heb gisteren een trapoen van een halve meter gevangen.” Zijn moeder lacht: “Hij overdrijft een beetje, maar groot was ie wel.”