Voorwoord: Boven water
Ons land is gewoonweg te rijk om arm te zijn. We beschikken bijvoorbeeld over zoveel zoetwater, dat elke Surinamer jaarlijks meer dan tweehonderdduizend kubieke meter aan hernieuwbare zoetwatervoorraden zou kunnen aanspreken. Het probleem is, dat we spreekwoordelijk pas de waarde van water zullen beseffen als de bron is opgedroogd. De overvloed baart walging. Want het is onbetwistbaar dat we allesbehalve verstandig omgaan met onze mondiale toppositie wat betreft de aanwezigheid van zoetwater, de levensader van onze planeet. Recordhoeveelheden kwik zijn gedumpt in onze waterwegen, terwijl de grootschalige verspilling van drinkwater alsmaar grovere vormen heeft aangenomen.
Onze nationale waterleverancier SWM, die zelf de grootste moeite heeft om het hoofd boven water te houden, zou in dit opzicht best wel de productiekosten van gezuiverd water mogen verhalen op grootverbruikers. Het is te dol voor woorden dat er bijvoorbeeld ondernemers zijn die er niet voor terugdeinzen rijstvelden te vullen met kostbaar kraanwater.
En alsof het water al niet genoeg aan de lippen staat, moet de SWM ook nog rekening houden met multinationals die ‘s lands drinkwatervoorziening in gevaar brengen. Van ten minste een van hen, Alcoa, zou bekend zijn, dat die allerlei stortplaatsen heeft gecreëerd en gevuld met gevaarlijke chemicaliën en giftig afvalwater. De hamvraag blijft of het onderliggende grondwater niet vervuild is geraakt.
Het is hoog tijd dat de onderste steen boven komt bij deze en andere wanpraktijken die al schandalig lang in een troebele waas verkeren. Om dat e bewerkstelligen is een cultuuromslag snel nodig. Maar dat er nog veel water in de Surinamerivier zal stromen eer dat gebeurt, dat is wel duidelijk