Voorwoord: Euroblokkade
Het is in de afgelopen periode meer dan eens duidelijk geworden dat aan de andere kant van de oceaan met argusogen naar ons wordt gekeken. De laatste soap in dit verband is de recente inbeslagname door de Nederlandse douane van een negentien miljoen euro geldtransport van de Centrale Bank van Suriname. Opvallend daarbij is, dat deze euroblokkade zo’n enorme impact had op onze cambio’s en banken, dat de lokale euro-economie gelijk werd ontwricht.
De oorzaak van die verstoring ligt volgens ingewijden in strenge (inter)nationale maatregelen die ons euro-betalingsverkeer bemoeilijken. Zo mogen cambio’s hun aangekochte euro’s alleen aan banken verkopen. Voor banken is er vervolgens een bijkomend monetair vraagstuk van het periodiek omzetten van grote hoeveelheden overtollige euro’s naar dollars, die nodig zijn voor onder meer tachtig procent van onze importen. Geldwisselkantoren halen overigens een dagelijkse omzet van 300.000 tot 400.000 euro, die niet alleen op conto komt van bezoekers uit Frans-Guyana en Europa, maar ook van veel Surinaamse ingezetenen voor wie de euro een vitale levenslijn is.
Maar hoe problematisch de enorme instroom van euro’s ook moge zijn, er zijn aan het internationale betalingsverkeer spelregels verbonden. En die spelregels moeten nageleefd worden. Kennelijk beheersen sommigen de kunst om elke keer omzeilingen te bedenken, die voor enige tijd prima werken, maar vroeg of laat op tegenmaatregelen stuiten. Zo was het lange tijd mogelijk bij cambio’s euro’s te pinnen via point of sale apparaten. Die bleken echter in Nederland te zijn aangevraagd voor plaatselijk gebruik en vervolgens naar Suriname verscheept. Twee jaar geleden ging de stekker uit die lucratieve business, echter werd voor de maandelijkse girale geldstroom van zes miljoen euro nooit een alternatief gevonden. Maar wellicht denken pleitbezorgers van cryptocurrencies er daar inmiddels anders over.