Voorwoord: Het verloren Fouterse-decennium
Het wordt inmiddels zo’n beetje als de meest geraffineerde zwendel in het Fouterse-decennium gezien: de grootschalige valutaroof bij onze banken. In deze dyote werd – nota bene via het inzetten van hun eigen spaargelden – beroofde burgers een worst voorgehouden.
Voor een schijntje konden ze namelijk dollars, uien, aardappelen en wat dies meer zij, terugkopen van de paarse handlanger ‘Djotelal’. Met wat nog in de staatskluis zou overblijven zou vervolgens populistisch worden gestrooid. Daarmee kon dan bij de verkiezingen de buit worden binnengehaald. Bijtijds er dwars door dit ‘tralala-verhaal’ heen geprikt, terwijl Bouta cum suis er hun tijd mee hoopten uit te zingen tot 25 mei 2020. Met de finish in zicht moesten de paarsen met pijn in het hart opbiechten dat ze onze spaargelden in valuta hadden gebost en dat en passant de vrije val van de Surinaamse economie officieel was ingezet.
Hoewel de regering er alles aan doet om een mega rookgordijn op te trekken rond de financiële huishouding van lanti, komt langzamerhand steeds meer naar boven drijven over de enorme ravage die dit regiem heeft aangericht. Er is voor miljarden verdampt en consumptief geleend, bovendien is de bodem van de monetaire spaarpot in zicht. Nu alles is opgevreten en het net zich langzaam spant rond de paarse gang, is het oppassen: een kat in nood kan rare sprongen maken. Elke denkbare reddingsboei zal paniekerig met beide handen worden aangegrepen. Bijvoorbeeld, staatsbezit of onze pas ontdekte aardolie verkopen voor een appel en een ei. Scherp blijven en stevige signalen afgeven naar de machthebbers blijft dus noodzakelijk.
Gelukkig komt er in ieder geval zelfs aan het langste touw een eind. Ook aan tien jaar zweef teki.