Waar blijft het beleid?
Het district Marowijne zou de grootste gezinnen hebben, met gemiddeld zeven tot negen nakomelingen. De cijfers zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat tot die bevinding kwam in de census van 2005. Ook werd vastgesteld dat in hetzelfde district de vrouwen het minst zijn opgeleid. Bij elkaar opgeteld zijn dat geen geruststellende gegevens, want je hoeft geen demograaf te zijn, dus een deskundige in de bevolkingsleer, om tot de slotsom te komen dat dit schreeuwt om beleid en actie van de kant van de bestuurders van ons land.
De doorsnee Surinamer zal niet in dergelijke statistieken van het CBS duiken. En als ze het al horen, hooguit voor kennisgeving aannemen. Voor beleidsmakers echter, de serieuze in elk geval, zijn zulke belangrijke gegevens het kompas waarop ze hun plan van aanpak maken en uitvoeren. Daar zijn die statistieken immers voor: het afbakenen van een duidelijke en transparante vaargeul, die haarfijn gevolgd moet worden wil het schip de ‘SS Suriname’ niet de mist in gaan.
Ondertussen zijn we twee jaar verder -de cijfers werden in 2006 gepubliceerd- en in de kranten of op de televisie ben ik nog geen enkel bericht tegengekomen waarin is verteld hoe de overheid met deze cijfers omgaat. Weer een gemiste kans dus. Even aangenomen dat ook de vertegenwoordigers van de Marrons deze harde gegevens kennen en er een krutu over hebben belegd. Om ons te verzekeren van ‘harde rugdekking’ kochten we een exemplaar van deze volkstelling (Volume V, dat de resultaten bevat over Marowijne, Sipaliwini en Brokopondo) en voor hen die dat wensen te verifiëren, verwijzen wij naar de tabellen op de bladzijden 41 en 70.
Toekijken
Dit werkloze toekijken door de beleidsmakers op cijfers die duidelijke taal spreken, roept associaties op met de toestanden van 1987, toen duizenden landgenoten het bosland ontvluchtten vanwege de binnenlandse oorlog. Zij vestigden zich in de hoofdstad, waar nauwelijks iemand naar ze omkeek. Ze werden niet structureel opgevangen en begeleid, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse overheid dat deed in de zeventiger en tachtiger jaren, toen duizenden van onze mensen zich in het voormalige moederland kwamen vestigen.
De overheid aldaar liet het niet blauwblauw, maar trof prompt de juiste maatregelen die vandaag de dag wel hun vruchten afwerpen: vele tienduizenden kondremans hebben zich praktisch naadloos geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. We hebben horen spreken over ‘troetelallochtonen’ en zelfs van ‘elite allochtonen’, om aan te geven hoe succesvol dat opvang- en begeleidingsbeleid van toen is geweest. Ze hadden klaarblijkelijk geleerd van de opvang en integratie van de grote stroom Indo’s en Molukkers vanuit die andere kolonie, enkele decennia eerder.
Soro
Eerlijk is eerlijk, het waren moeilijke tijden, 1987 en de jaren daarna. Maar nauwelijks iets doen en de maatschappelijke soro laten voor wat het is, blijkt nu ook een minder mooi etiketje op te leveren: snijden in je eigen vlees! Als er toen vertegenwoordigers van het binnenland in het parlement hadden gezeten was het anders gelopen, zoveel is zeker. Het zijn kort-door-de-bocht-harde-werkers, deze ministers en statenleden uit het bos, die niet alleen voor hun eigen mensen werken, maar wel degelijk in de gaten houden wie hun achterban vormt. Zowel Felisi als Waterberg zijn daadkrachtige gezagsdragers die open en transparant hun werk doen.
Het gevolg van onder andere de lakse houding van de regering eind tachtiger jaren was, dat een deel van de toen naar de stad gevluchte Marrons in de criminaliteit terechtkwam. Dat hadden we ze met ons allen wel op een briefje kunnen geven, dat het op langere termijn daarop zou uitdraaien. Dat is mede te wijten aan het kortetermijndenken van de toenmalige overheid. Wat erg jammer is, als we bedenken dat deze groep een uitstekende reputatie had die nauwelijks van criminaliteit had gehoord.
Harde statistieken verdienen alle aandacht van de beleidsmakers. Daar maak je beleid op. Anders kunnen we net zo goed geen census houden en het geld voor iets anders gebruiken. Onderzoek doen en statistieken maken om er vervolgens niets mee te doen is een grove nalatigheid en getuigt op z’n minst van schandalig mismanagement. En gebrek aan respect voor de betrokkenen.
Rampcijfers
Bevolkingsstatistieken als deze liggen er niet voor niets. Maar doe je er niets mee, dan ondermijn je je eigen samenleving. Want geloof me, als er werkelijk niets gedaan wordt hebben we over vijf tot tien jaar een bevolking in Marowijne die ons serieuze, wellicht zelfs niet te overziene, maatschappelijke problemen kan geven. We moeten er nú iets aan doen, concreet, helder en duidelijk. Op onderwijs- en werkgelegenheidsgebied. Zodat de bevolkingsstatistieken van nu, niet de rampcijfers van later worden.
Voor alle zekerheid nam ik nog even contact op met DNA-ondervoorzitter Caprino Allendy, die me vertelde dat hij de cijfers uit de census niet kende (wat op zich al iets zorgwekkends is). Enfin, hij luisterde wel belangstellend. De parlementariër was makkelijk te bereiken, had een luisterend oor en bood direct zijn repliek. Een onverdeeld pluspunt voor elke volksvertegenwoordiger. Maar eigenlijk ook gewoon diens plicht. Niet dokken, maar het volk te woord staan. Nu alleen nog de daad bij het woord voegen en in actie komen wanneer harde gegevens om actie vragen. Zoals hier en zoals nu.
De verpaupering in ons land is al groot genoeg. Bovendien zijn (te) grote gezinnen en te weinig ontwikkelde moeders en vrouwen in Marowijne niet alleen de zorg van de DNA-leden uit dat gebied, maar een zorg voor ons allen. Het zijn per slot van rekening geen vreemdelingen, maar onze eigen mensen.