Wachten op ontwikkeling
De bewoners van Apoera en omgeving wachten op wat komen gaat. Of misschien vooral op wat niet komen gaat. Nu Billiton heeft besloten Suriname te verlaten en dus de bauxietreserves in het Bakhuysgebergte te laten liggen, kan men in West-Suriname alleen maar hopen dat andere bedrijven hier wel brood inzien en bereid zijn de vele honderden miljoenen euro’s te investeren. Voor de tweede keer in dertig jaar lijkt Apoera de kans op serieuze ontwikkeling net mis te lopen.
In de afgelopen decennia zijn tal van plannen bedacht om de bauxietindustrie in het westen van Suriname tot ontwikkeling te brengen. Ruim dertig jaar geleden trok Nederland meer dan honderd miljoen euro uit om het gebied rond Apoera in de vaart der volkeren te brengen. Een nieuwe stad, een bijna honderd kilometer lange spoorlijn en een industrieel gebied moesten het land laten meetellen in de wereld. Maar het werd één van de grootste fiasco’s in de geschiedenis van de Nederlandse ontwikkelingshulp.
De meest fervente voorstander van de ontwikkeling van West-Suriname was Frank Essed, de toenmalige minister van Opbouw. Om het land vooruitgang te bieden, moest men in zijn visie ‘groot’ denken en het niet alleen zoeken in de kleinschalige productie. Hij ontwikkelde een ‘groeipooltheorie’, waarin Para-maribo als het enige economische centrum van het land ontlast zou worden.
West-Suriname zou een deel van die centrumfunctie moeten overnemen. Suriname had in ieder geval de tijd mee, want het was in 1975 net onafhankelijk geworden en had als geschenk van Nederland 3,5 miljard gulden aan verdragsmiddelen toegezegd gekregen. Dus financiële belemmeringen stonden de uitvoering van het project niet in de weg.
Er kwam inderdaad veel geld vrij, maar het liep allemaal anders. Weliswaar had de Surinaamse regering reeds in 1968 afspraken gemaakt met een consortium, waarin ook het toen nog Nederlandse Billiton was vertegenwoordigd. Enkele jaren later besloot de Surinaamse regering het consortium aan de kant te zetten en ging in zee met de Amerikaanse multinational Reynolds.
Suriname verplichtte zich de spoorlijn aan te leggen, waarvoor Nederland, omgerekend, ruim 55 miljoen euro uit de verdragsmiddelen beschikbaar stelde. Ook werd twaalf miljoen euro op tafel gelegd ter voorbereiding van de aanleg van de iets noordelijker geplande Kabalebostuwdam en enkele tientallen miljoenen voor infrastructurele verbeteringen rond Apoera, waar een flink aantal woningen werd gebouwd. Maar politiek Den Haag voelde er weinig voor al deze investeringen te plegen ten behoeve van een Amerikaans bedrijf. Suriname werd onder druk gezet om Reynolds de rug toe te keren en opnieuw een overeenkomst te sluiten met het Billiton-consortium. Reynolds kreeg als pleister op de wond een schadeloosstelling van zeven miljoen dollar.
Maar toen de spoorlijn in 1979 gereed kwam, trokken de bauxietmaatschappijen zich terug omdat de dalende prijzen voor bauxiet op de wereldmarkt winstgevende exploitatie en verwerking onmogelijk zouden maken. Daarmee was ook de aanleg van de stuwdam overbodig geworden en werden werkzaamheden ter verbetering van de infrastructuur in Apoera en omgeving gestaakt.
Sindsdien is het stil in Apoera. De haven, bedoeld om aluinaarde af te voeren, ligt er nu troosteloos en verwaarloosd bij, een door onkruid overwoekerde, verroeste locomotief is de stille getuige dat ooit een spoorweg van niets naar nergens is aangelegd. De destijds gebouwde huizen in het plaatsje zelf hebben dringend een lik verf nodig, de beoogde arbeiders zijn er nooit gaan wonen.
Lang bestond de hoop dat, nu de bauxietreserves in de kuststrook nagenoeg zijn uitgeput, de plannen weer uit de ijskast zouden worden gehaald, de spoorlijn opgepoetst en de haven nieuw leven zou worden ingeblazen. Met het vertrek van Billiton is bij velen die hoop vervlogen. En dus duurt de onzekerheid in Apoera voort. Wat rest is wachten en hopen dat andere multinationals, al dan niet samen met de overheid, toch eindelijk de koe bij de horens zullen vatten en de zo vaak toegezegde ontwikkeling brengen. Tot die tijd blijft Apoera ondergedompeld in een schijnbaar onophoudelijke winter-slaap.