Wes for Pres
Dames en heren: hij was een bobo, werd een vechtjas, een komediant, een showman. In zijn eerste show danst hij de awasa, hij rapt, hij zingt, hij imiteert en persifleert. Hij is van alle markten thuis. Door de jaren heen bleef hij een dromer. Wie is die man die vader werd op zijn 37e, en wie weet president wordt vóór zijn veertigste?
Dames en heren, mag ik u voorstellen: Stephen Westmaas, alias Wesje!
We beginnen bij het begin, bij de kleine Stephen. Hij was volgens eigen zeggen lief, heel lief, een beetje een verlegen type, sterker nog: een bobo. Dan weet u dat. Hij groeide op in Flora en kreeg een strakke opvoeding. Als kleine jongen brengt hij veel tijd door op het erf. “We mochten ons niet met de buurt bemoeien. Mijn zusje en ik gingen altijd en overal samen. Ik moest met haar spelen. Soms glipte ik eruit om iets jongensachtigs te gaan doen, want thuis was ik alleen met de twee dames. Ik boorde weg, als ik naar de winkel moest, dan stond ik daar te dansen, voetballen met de jongens, vruchten stelen. Ik had wel mijn kwajongensstreken, dat wel.”
In die jonge jaren speelt hij al de komediant, maar echt alleen thuis, voor de twee eerder genoemde dames. “Ik observeer, ik kan mensen snel imiteren, daarmee bracht ik ze aan het lachen. Maar voor de rest was ik altijd rustig.” Die rustige jongen blijft Stephen tot en met de zesde klas van de lagere school, maar dan is het ook voorgoed afgelopen. Op de Mulo krijgen we een hele andere jongen te zien. “Ik werd ineens anders. Ik bracht op school de boel aan de gang. Ik liet de hele klas lachen terwijl ik stil voor me uit keek. Ik imiteerde de leerkracht, voordat hij in de klas kwam. En die juffrouw maar denken, wie heeft hier iets gezegd? Later hadden ze het door: hij doet alsof hij braaf is. Geniepig noemden ze me. Ik was ook wel een beetje een hinderlijk, ik zocht aandacht volgens mij.”
Verleiding
Van de Pascalisschool gaat hij naar de Shri Visnu en van de Shri Visnu naar de Bernard Vishnudattschool. Drie Mulo-scholen zijn er voor nodig om Stephen te begeleiden naar een mooie afronding met een officieel diploma, alleen vanwege dat wangedrag, zoals hij het zelf noemt. Dankzij zijn strakke opvoeding, de verleiding was groot in de buurt, heeft hij geleerd ‘nee’ te zeggen. “Het was niet alleen de buurt hoor. Het gebeurde ook op school. Er zijn dingen gebeurd, dat je denkt wow! Dingen waarvoor de politie op school kwam.”
Het duurt niet lang of Stephen krijgt de durf om ook op familiefeestjes de boel aan de gang te brengen. Vroeger kon je als kind niet zomaar tussen de ooms en tantes komen om iets te zeggen. Ze keken dan met een gezicht van ‘Wat gebeurt er met die jongen van je?’ Zo is het langzaam maar zeker begonnen met entertainen. “Ik heb van alles gedaan, dansen en rappen. Ik wou een beetje stoer rappen, machoachtig, maar dat lukte niet echt. Vrienden van me zeiden, ‘waarom ga je niet komisch rappen?’ en dat is wel goed aangeslagen.”
Hij begint samen met Earl Thijm ‘de Bonyoboys’, een komische rapgroep. Thijm wás mager in die tijd, vandaar die naam. Nu is hij bonyo met vlees. De Bonyoboys zijn nog op tournee geweest naar Nederland, naar Amsterdam, langs cafés. Stephen houdt er een hele positieve ervaring aan over. En een leuk zakcentje.
Gevechtsport
Met de jaren wordt onze komediant wat rustiger, wat wijzer. “Eén ding dat me aardig heeft gekalmeerd en ook discipline heeft bijgebracht, is de gevechtsport.” Zijn oom Regillio van Eer, een bekende judoka die nu in de Verenigde Staten woont, adviseert zijn moeder: ‘Breng die jongen bij mij.’ De reactie van zijn moeder is afwerend: ‘Echt niet, hij vecht zo al genoeg, op straat, op school’. Uiteindelijk gaat Stephen toch naar de sportschool. “Ik heb veel bijgeleerd, Ik verdraag nu veel meer. Ik kan aardig tegen een stootje. Ik heb nu geen tijd meer om agressief te zijn. Dat was vroeger wel anders. Als een kind een beetje moeilijk is thuis, is mijn advies, stuur hem naar judo. Judo een heel goede basis.”
Wat judo betreft brengt Stephen het tot en met de zwarte band. Hij wordt kampioen van Suriname in zijn gewichtsklasse en vecht ook in Frans-Guyana. Vervolgens schakelt hij over naar thaiboksen. Na zijn eerste partij noemen de kranten hem de Surinaamse Mike Tyson. Later krijgt hij de bijnaam mister Showtime. “Ik gaf altijd een show, ik lach, ik dans, ik schuif, ik plaag je, ik geef je weer. Ik kan er gewoon mee spelen, ik word niet boos. Dat komische is er altijd geweest. Ik kan incasseren, niemand heeft me ooit neergeslagen. Ik was er goed in. Tot nu toe geef ik les samen met de trainer.”
Stephen vindt een baan bij Telesur als kassier. Zo af en toe tussen de bedrijven door wordt hij gevraagd als Master of Ceremonies. Tijdens een rapconcert in Thalia brengt hij de boel aan de gang. Hij wordt gebeld door Feranto Dongor en Earl Frijmersum: ‘Hé, ik heb je nodig voor de Parbonights!’ Die festiviteit groeit uit tot een serie jaarlijks terugkerende streetparty’s.
Show
In 2008 staat hij met zijn eerste show ‘Voor elk wissewasje roep je Wesje’ in Thalia. “Die show was meer een kennismaking. Wie ben ik, waar kom ik vandaan, hoe zie ik bepaalde zaken. Misschien moet ik het nog niet zeggen, maar eigenlijk wil ik mijn tweede show voor de verkiezingen doen. Die show heet dan ‘Wes voor Pres’, want iedereen wil president worden en Wes wil ook president worden. Dan kom ik lekker het volk voor de gek houden en dingen beloven. U kunt het gewoon in Parbode zetten: Wesje wil ook president worden.
“Standup comedy is reality, het is de werkelijkheid, dingen die gebeuren in de politiek, in het dagelijks leven, maar je brengt het komisch. Ik heb Brunswijk uitgebeeld als een gorilla en Somohardjo met dat Javaanse accent. Het was gewaagd en het ging lekker. Dat hele gevecht in de Assemblee heb ik in slowmotion nagedaan. Ik heb het publiek gezegd, ik ga liplezen vanaf het moment dat de microfoon uitvalt. Want we hebben allemaal gezien wat er is gebeurd, maar we hebben het niet gehoord. Ik maak de mensen bewust, maar op een komische manier. Een komiek mag alles zeggen, ach hij is toch maar een grappenmaker.
“In mijn show imiteer ik mensen die iedereen kent. Ik geef mijn figuren niet alleen een accent, ik creëer een karakter. Ik ga soms opzettelijk naar de markt, of naar mijn Hindostaanse vrienden. Ik ben nu bezig met een Javaans karakter, een oude Javaan, Sampeer. Ik ben er al een hele tijd mee bezig. Hij is nog niet zoals ik wil, ik vorm hem nog, totdat hij volwassen genoeg is om op het podium te verschijnen. Na mijn eerste show kwam Jörgen Raymann naar me toe. Hij zei: ‘Ik dacht dat ik wat tips voor je had, maar respect, respect.’ Hij zei bijna elf keer ‘respect’. Ik was ook onder de indruk. Je contact met je publiek, het was er allemaal. Ik heb geen publiekvrees. Hoe drukker, hoe gekker ik word.”
Voor belangstellenden: een dvd van zijn eerste show gaat dit jaar zowel in Suriname als Nederland uitkomen. Een tevreden mens is Stephen niet snel. “Ik kijk naar het bandje en ik denk ‘mm, als ik het zó had gedaan zouden ze langer lachen’. Soms denk je dat je goed bent, maar je bent er nooit. Ik leer elke dag. Het kan altijd sterker. Ik moet proberen om het accent te behouden. Als ik die Hindostaan ben, dan moet ik die Hindostaan blijven, dat halve uur of drie kwartier. Als ik eenmaal een karakter doe, moet ik in mijn rol blijven. Mijn articulatie, daar moet ik aan werken. Het is belangrijk dat men je verstaat. Het wordt steeds beter, maar als je een tijdje niet bezig bent, kun je weer vervallen.”
Respectvol
“Ik trek alle soorten publiek aan, jong en oud, arm en elite, alle lagen. Ik ben mezelf, ik ben Surinamer en ik ben respectvol, dat heb ik van mijn opvoeding meegekregen. De complimentjes die ik heb gehad! Ik sta er soms niet bij stil met welk gevoel die mensen vertrekken, wat een plezier ze hebben gehad. En als zij plezier hebben, dan heb ik dat ook.
“Soms als ik door de stad rijd, probeer ik stoer te kijken, want als ik lach, springen er duizend mensen op je, ze vragen ‘heb je een cellkaart’? Ze denken dat ik altijd met de producten van Telesur rondloop. Ik doe soms gewoon alsof ik erg bezig ben met iets, want als ik even kijk en er rijdt een bus naast me, dan heb ik een probleem. Je kunt niet onbeschoft zijn, dus ik probeer altijd vriendelijk te blijven. Ik geef ze een smile, dat bevalt mensen misschien wel. En ik kom overal, als je een leuke babbel hebt, dan babbel ik ook.”
“Ik ben volgens mij de eenvoudigste man op de wereld. Je hebt mensen, ze komen twee keer op de televisie, of ze hebben een bepaalde functie gekregen en vervolgens kun je niet meer met ze praten. Ik ben Wesje en dat ben ik 24 uur per dag. Vandaag of morgen ben ik klaar, dan ben ik niet meer grappig. Mijn motto is ‘wees jezelf, blijf jezelf’. Wat ben je meer dan mens? We zijn allemaal mens. Ik hoef niet uit de hoogte te doen, voor wie, voor wat? Ik kan tot iedereen praten, iedereen kan tot me praten. Je had een tijdje dat er veel modeshows werden georganiseerd. Een dame die je gewoon kent, staat ineens echt zo geweldig te kijken.” Stephen trekt een tof gezicht. “Ze kan niet eens meer tot me praten. Ze moeten daarmee ophouden. Ik vind het zo stom, doe normaal. Hoe lang hou je dat vol?”
Plannen zijn er voor de toekomst genoeg. “Kijk, ik heb een aanbieding gehad voor Sint-Maarten, ik ben gegaan, ik heb mijn stempel daar echt gedrukt. Volgend jaar willen ze me weer zien. Ze hadden spijt dat ze maar één show hadden georganiseerd en geen twee. Ik heb een aanbieding gehad voor Curaçao, voor New York. Dit jaar zouden we naar Nederland gaan, dus dat is ook in de maak. Ik zou het heel leuk vinden, om gewoon hier te wonen en van hieruit te werken. Ik kan mijn shows in het buitenland doen, heen en weer, lekker, maakt niet uit. Een moksi alesi in Suriname smaakt lekkerder of anders dan wanneer je een moksi alesi in Nederland eet of in Amerika. Ik ben een Surinaams gerecht, een Surinaams product.
“Ik weet niet hoe het zal zijn, als ik te lang wegblijf. Ik wil mijn land uitdragen, mijn cultuur, de gebeurtenissen in Suriname, de levenswijze. Laat men Suriname kennen, laat men weten hoe wij zijn. Als ik te lang in Nederland blijf of in Amerika, dan ben ik niet meer die Wesje die men kent. Ik ga niet voor u jokken, als ik een contract krijg aangeboden in Nederland, Amerika of het Caribisch gebied, voor een jaar of twee, en ik zie dat het de moeite waard is om in twee jaar heel even, bam, mijn ding te doen, dan doe ik dat. En daarna terug naar Suriname. Maar ik zit niet te springen, stel geen eisen. Ik pak de dingen niet zo strak aan, zo van dit jaar moet dit lukken en dat lukken, nee. Als het komt dan is het mooi. Ik leer nog elke dag, ik ben nog bezig. Ik wil goede dingen doen. Ik heb elf shows gedaan, allemaal uitverkocht. En de vraag naar meer is er nog.”
Kwaliteit
Iedereen vraagt hem: ‘Wanneer komt die tweede show?’ “Kijk, het is comedy. Het kán voor het eind van het jaar komen, maar wat voor kwaliteit krijg je? Het moet tenminste niet minder zijn dan de vorige show, die zo’n succes is geweest. Dus als het dit jaar niet lukt, sorry, dan komt het volgend jaar. Ik heb alle tijd. Ik ben wel bezig met een tweede show, maar bij mij gaat het om de kwaliteit. Ik heb zo lang gevochten voor Thalia, ik wilde zo graag in dat theater staan.
“Ik heb een droom, dat op een dag we allemaal gaan lachen en de problemen vergeten en gezellig gaan ontspannen. Net als Martin Luther King sta ik achter een katheder. Het was ook mijn droom om in Thalia te staan, altijd, en het is gebeurd en ik was zoooooo.” Hij maakt zijn zin niet af. “Dat was mijn droom. Die droom is net begonnen. Hopelijk wordt het geen nachtmerrie, haa haa. Dat is ook mijn boodschap: Droom groot en werk er naar toe. Als ik soms mijn dromen vertel aan mensen dan lachen ze. Ik droom groot! Toen we optraden als Bonyoboys zei ik hé, mijn droom is om een keer in Nederland op te treden als bony boys. Ze lachten ahaahaha, mijn goede! Ze hadden de tranen in hun ogen. Nu lachen ze nog, ay, dat had hij gezegd. Maar ík lach ook.”
Zijn volgende droom is New York. “Ik heb een aanbieding gehad van de Surinamers die daar wonen. Ze hebben daar ook een Sranan Day, ze praten daar Surinaams en Engels, geen Nederlands. Mijn doel is nu om een keer in het Apollo-theater in Amerika te spelen. Gewoon een show in het Engels en al die Amerikanen moeten zich afvragen: ‘Waar komt deze kleine rode neger vandaan? Waar ligt Suriname?’ I am from Suriname. Suriname is in the house, bam! Ik wil het doen en wie weet! Het zou leuk zijn. Maar als het niet komt, dan komt het ook niet. Ik zie het nog steeds als een avontuur. Dat is belangrijk voor mij, ik moet het met plezier doen. Het moet allemaal goed gepland en gemanaged worden, daarvoor heb je de mensen nodig. Maar als ik onder druk moet werken, dan ben ik niet te vinden. Het gaat bij mij niet om geld, geld, geld. Oké, als je een contract gaat sluiten dan weet je ik heb ervoor gekozen.”
Drillen
“Ik hou van kritische mensen. Astrid van Eer, zij doet de regie, zij drilt me echt. Ze geeft het me ook recht in mijn gezicht, bam! Dan weet ik, ik ben er nog niet. Een andere toffe tante is An Hermelijn. Die kan me ook mooi drillen. Mijn moeder is de eerste die me opbelt als ze iets van me op de televisie ziet. Het zijn allemaal lieve schatjes hoor en kritisch. Kritische mensen die heb ik nodig. Geef me het, geef me het, ik ben open, ik zuig alles op, als een spons, shuush. Wat niet goed is moet weg. Iemand die me ook altijd rugdekking geeft is Ferranto Dongor. Hij kent me goed, als ik even verslap, kan hij me weer oppeppen. Hij weet aardig wat uit mij te halen. Mike Antonius is ook een goede adviseur van mij. Ik heb een goede sponsor achter me, Telesur. En mijn hele familie steunt me. Ze zijn mijn alles. Tijdens mijn eerste show zag ik mijn hele familie zitten, zeker vier rijen dik. Ze zijn twee of drie keer geweest, zelfs mijn oma en mijn opa.”
Zijn inspiratie haalt hij uit Suriname, de verschillende bevolkingsgroepen, de verschillende karakters, zijn omgeving. “Ik kan van alles iets maken. Iets dat we allemaal dagelijks meemaken, ik haal gewoon de kern eruit en jij denkt van hé, ik had het niet zo gezien. Ik vertel het en iedereen kan zich erin terugvinden. Dat vind ik mooi. Ik ben op Sint Maarten, ik kijk vanaf het vliegtuig, de douane, ik noteer snel bepaalde dingen. Ik kijk hoe men doet, hoe men praat. En dan noteren, noteren.
“Men vindt het altijd leuk als je ergens bent en je hebt wat van die omgeving gezegd. Dus ik heb ze gekilled daar met hun eigenaardigheden. Je ontmoet Surinamers daar, die jaren niet naar Suriname zijn geweest en ze hebben echt nog van die oude uitdrukkingen. Ze zeggen bijvoorbeeld ‘fawaka stanko’. Ik dacht wat voor prehistorisch mens komt daaraan. Als ik ergens aankom kijk ik direct, wat is hier aan de hand, hoe praat men, kleine dingen waarop zij niet eens meer letten.”
Gave
Dat imiteren is echt een gave, mijn vader kon het ook aardig. Ik weet niet wat het is, het gebeurt gewoon en mensen gaan dood van het lachen. Als je iets hebt dat je een beetje apart maakt, of vreemd, een grappige stem, dan pak ik het zo. Het komt gewoon, ik kan het ook niet verklaren. Ik heb het meegekregen en ik benut het. Ik neem snel een accent over.
“Ik heb een keertje een oude man gedaan, oom Bert, een man op leeftijd, van vijfenzeventig jaar. Het kwam zo, de directeur van Telesur werd vijftig en ik werd gevraagd: ‘Wesje kun jij wat doen?’ Ik dacht, daar gaan we weer.De directeur heeft mijn shows gezien, dus ik moet met iets nieuws komen. Dus ik kom als een man van vijfenzeventig, oom Bertus met een vilt en een kakipak, die iemand van vijftig gewoon de les kan lezen. Ik word begeleid, want ik kan niet alleen lopen en ik zeg gewoon wat ik wil zeggen, aan de directeur, aan de overige directieleden. Ik heb me lekker uitgeleefd als oom Bertus.
Papa
Stephen is 37 als hij papa wordt. “Ik ben de Heer zo dankbaar. Het bevalt om vader te zijn. Ik wilde altijd graag een kind hebben en het is gebeurd. In mijn show heb ik ook een onderwerp over de bevalling. Het boeit de mensen, want het is iets wat iedereen kent. De vrouwen die moeder zijn, zitten op het puntje van hun stoel. De mannen die nog geen vader zijn, zitten precies zo.
“Mijn zoon is nu een jaar. Hij heeft al iets van zijn vader. Hij vecht veel in de crèche. Hij wil niet met kleine kinderen bemoeien. Ik had dat ook. Ik zat in de eerste klas van de Mulo en ik bemoeide met jongens van de vierde klas. Altijd met ouderen en ik zie dat bij hem terug. Altijd met de juffrouw en als die kleintjes met hem willen spelen wordt hij agressief, hij slaat. Als je hem waarschuwt, pas op, nee, dat mag niet, whėėėėė, daar gaat hij al. Hij huilt hij alsof je hem geen standje mag geven. Ik geniet ervan. Ik heb altijd gezegd, ik wil dat mijn kind opgroeit met een vader en een moeder. Ik wil zijn waar mijn kind is. Een buitenkind nee, ik wil mensen niet afkatten, maar nee, ik wil zijn waar mijn kind is. Het is misschien makkelijk praten, maar ik wil dat niet hebben dat mijn kind zonder vader opgroeit. Vader worden is ook iets nieuws voor mij. Ik blijf leren.
“Tegenwoordig ga ik bijna niet eens meer uit, hoogstens even hier naar de hoek een biertje pakken. Als ik moet optreden, neem ik dat als een uitje. Ik blijf niet te lang hangen, wegwezen. Soms komt er ineens iemand op je af, lastig doen. Sommige mensen willen leuk doen. Ze denken deze man is altijd grappig, eenmaal 24 uur, dan wil men ook een beetje grappig doen. Soms denk ik, nee nu niet. Als je bekend bent, ziet men je soms gewoon als een grap. Dat is ook niet de bedoeling. Ik heb ook mijn serieuze kant.”