Wilders, Zunder en miljarden…
In een zwart-wit pauzefilmpje op BVN (de televisie service van de Wereldomroep) fietste prinses Beatrix met een hofdame of vriendin gezellig koutend het hek van Paleis Soestdijk uit en stak niets ontziend de straat over naar het fietspad aan de overkant. Het was 31 januari 1956, Beatrix werd achttien jaar. Ze droeg een hoofddoek. Dat was in die tijd niets bijzonders. Moslima’s kende Nederland nog niet, maar hoofddoekjes waren er in overvloed. Zelfs de prinses droeg er één! Geert Wilders leefde toen ook nog niet. Jammer, als politicus zou hij substantieel aan de schatkist hebben bijgedragen als toen al de kopvoddentax was ingevoerd.
Na het pauzefilmpje volgde het NOS-Journaal. De verkiezingen in Nederland waren voorbij en de partijleiders gingen één voor één op theevisite bij de koningin. Ook Geert Wilders beklom de trappen van Paleis Nooreinde, vast van plan iets te doen aan het financieringstekort dat volgens zijn aanhang was ontstaan door linkse, multiculturele hobbies. Lachend, maar toch met een zweem van teleurstelling kwam hij weer naar buiten. Zijn plan om met terugwerkende kracht kopvoddentax te innen, was bij de vorstin niet in goede aarde gevallen. Beatrix herinnerde zich haar hoofddoekje van 54 jaar geleden nog heel goed en huiverde bij de gedachte aan de astronomische belastingsaanslag. Maar ze wist hoe ze Geert moest aanpakken.
“U bent toch niet toevallig ook ontvanger van ’s Rijksbelastingen?” vroeg ze ondeugend en reikte hem het schaaltje krakelingen aan.
“Dank u, eh… nee Majesteit”, antwoordde de partijleider beleefd. “Ik wilde alleen maar…”. De koningin onderbrak hem. “Meneer Wilders, ik wil dat u stopt met die flauwiteiten. Die hele Partij Voor de Vrijheid van u wordt een aanfluiting als mensen zich niet meer mogen kleden zoals ze dat zelf willen. Veeg al die domme breekpunten van tafel!”
Met trillende handen legde Wilders het koekje op zijn schoteltje en haalde diep adem. “Ik wil er niets meer over horen”, zei Beatrix streng, nog voordat hij een woord kon uitbrengen. Ze boog zich vertrouwelijk naar hem toe. “Over terugwerkende kracht gesproken, wie wèl bij mij langs mag komen om daar es over te praten, is meneer Zunder. Armand Zunder. Kent u hem?” Wilders schudde zijn hoofd.
“Meneer Zunder komt uit Suriname en wil vijftig miljard euro”, legde ze uit. Wilders kreeg een droge keel. Surinamers! Als het om geld ging waren ze hem altijd een stapje voor.
“Maar niet voor zichzelf”, zei Beatrix, alsof ze zijn gedachten kon lezen. “Meneer Zunder wil de afstammelingen van Afrikaanse slaven compenseren voor het onnoemelijke leed dat hen is aangedaan.” Wilders ontspande zich. Dat verhaal kende hij al. Maakte toch geen kans.
“En hij heeft een punt!” vervolgde Beatrix met stemverheffing. “Wij zijn als beesten tekeer gegaan daar op die slavenschepen. En die gouverneurs en plantagehouders waren ook bepaald geen lieverdjes. Hebt u zich daar wel eens mee bezig gehouden?”
Wilders haalde zijn schouders op. “Ach, die tijden zijn voorbij…”, probeerde hij.
“Meneer Wilders, het waren misdaden tegen de menselijkheid!” riep de vorstin en ze sloeg een boek open dat op de salontafel lag. Wilders zag tekeningen van gefolterde slaven en slavinnen, een slaaf aan een vleeshaak. Even dacht hij aan de lankmoedigheid waarmee de Nederlandse justitie Marokkaanse rotjochies bejegende. “Maar goed dat we van Suriname af zijn”, mompelde hij beleefd. “Zouden we met Curaçao ook moeten doen.”
De koningin werd boos. “We hebben dat land in 1975 gewoon gedumpt, meneer Wilders, zonder enig historisch besef wat er met die smeltkroes zou kunnen gaan gebeuren!” Ze haalde diep adem. “Toch hebben die Surinamers van hun land een paradijs gemaakt”, zei ze gelukzalig. Wilders keek haar vragend aan. “Ja, tenminste dat hoor ik van de Surinamers in Nederland. Suriname is het zeventiende rijkste land ter wereld, zeggen ze. Nederland staat op de zesde plaats. Dus zoveel scheelt dat niet”
Wilders kreeg het warm. Zoveel hulde voor een ex-kolonie, wat moest hij daar nu mee? “Maar waarom heeft dat paradijs dan toch gekozen voor dictator Bouterse?” vroeg hij quasi geïnteresseerd.
“Juist, meneer Wilders, u zegt het goed, meneer Bouterse is nu democratisch gekozen! En toch mag ik hem van meneer Verhagen geen hand geven. Vroeger moesten we wel dineren met die enge generaal Suharto uit Indonesië die door een bloederige staatsgreep aan de macht was gekomen. Want hij had communisten vermoord en was een vriend van het vrije westen.” Ze schrok van haar eigen openhartigheid.
Wilders greep zijn kans. “Als Suriname zo’n paradijs is, waarom willen ze dan geld?” wilde hij weten.
“Kijk, daar slaat u de spijker op de kop”. De koningin veerde op. “Daarom wil ik met meneer Zunder es praten over die vijftig miljard. Volgens mij moet hij daar de toegevoegde waarde van het wonen in een paradijs weer van aftrekken. Ontberingstoelage minus toegevoegde waarde, dat lijkt me toch alleszins redelijk. En meneer Zunder weet alles van toegevoegde waarde, want hij is econoom”
“Hebben ze die dan in Sur…”, begon Wilders, maar de koningin onderbrak hem en hief bestraffend haar wijsvinger op. “Meneer Wilders, ik ben nog niet klaar. Meneer Zunder moet mij ook uitleggen wat al die oorlogen en beurskrachs hebben gedaan met dat kapitaal dat we in Suriname hebben verdiend. Volgens mij is het nu wel zo’n beetje verdampt.” Ze dacht met weemoed aan haar beleggingen en aan de puinhopen op het Damrak en op Wallstreet.
Wilders haalde opgelucht adem. Gelukkig, het Nederlandse financieringstekort zou niet opnieuw worden opgejaagd door de miljardenclaim van één of andere linkse snotneus uit Suriname.
Het onderhoud was voorbij. De koningin was moe van die negatieve man tegenover haar. Het had geen zin om met hem verder te praten over de formatie. Ze keek liever uit naar de discussie met Armand Zunder. De duistere kanten van ons kolonialisme zouden veel vaker ter sprake moeten komen.
Wilders daalde tevreden de trappen af van Paleis Huis Ten Bosch. Hij glimlachte. Met deze koningin zitten we goed, dacht hij. Ze laat zich niet door Jan en Alleman beetnemen. Die formatie komt later wel. En als ze zich goed gedraagt, kunnen we haar die kopvoddentax altijd nog kwijtschelden.