Wilgo Valies: ‘Kwestie van tijd voor volk in opstand komt’
Geliefd onder zijn vakbondsleden, verguisd door de regering. Iemand die opkomt voor sociaal zwakkeren volgens de ene, een verwaande egotripper volgens de ander. Iedereen vindt wel wat van vakbondsleider Wilgo Valies, sinds jaar en dag voorzitter van de Bond van Leraren (BvL). “Ik snap niet waarom zo velen passief toekijken hoe hun rechten worden vertrapt.”
Niemand kon begin dit jaar om Wilgo Valies en zijn stakende achterban van leerkrachten heen. Toen de al maandenlang voortslepende onderhandelingen met de regering om het zogenoemde herwaarderingsprogramma – waarin naast hogere salarissen ook afspraken staan over betere arbeidsomstandigheden voor de duizenden onderwijzers in ons land – begin dit jaar finaal mislukten, trokken enkele duizenden misnoegde leerkrachten enkele weken de straat op. Een bron van ergernis voor veel gezinnen, want alle verloren lesuren zouden natuurlijk ook ooit weer moeten worden ingehaald. Tot de overheid in een kort geding aan het langste eind trok, en de rechter bepaalde dat om het herwaarderingsprogramma niet langer mocht worden gestaakt. “Een zware tegenvaller? Niet meteen. De rechter heeft absoluut niet bepaald dat we voortaan nooit meer mogen staken”, vertelt Valies strijdvaardig. “Dat zou ook niet kunnen, aangezien het stakingsrecht internationaal is vastgelegd. De overheid heeft bovendien nu in de rechtszaal beloofd dat het herwaarderingsprogramma wel degelijk zal worden uitgevoerd. Wij zullen haar daar aan houden.” De vakbondsman leunt ontspannen achterover aan zijn bureau in het bondsgebouw aan de Fred Derbystraat. Medewerkers lopen af en aan met officiële stukken die ondertekend moeten worden, een mobiele telefoon schreeuwt regelmatig om aandacht. Maar Valies laat zich niet afleiden en spuwt zijn kritiek. Daarin moet niet alleen de regering het ontgelden. “We zijn het er intussen allemaal over eens dat het heel erg slecht gaat in het land. Het salaris van de leerkrachten was jarenlang omgerekend zo’n 1000 Amerikaanse dollar waard, vandaag blijft daar na alle devaluaties nog 400 dollar van over. En niet enkel met de leerkrachten gaat het slecht, neen, iedereen is getroffen. Tegelijkertijd is het wel duidelijk dat de mensen blijkbaar ook een heleboel accepteren. Er moet al heel wat gebeuren vooraleer dit volk de stap zet om daadwerkelijk in actie te komen. Niet dat we daar als Surinamers niet toe in staat zijn, helemaal niet. Kijk maar naar de grote demonstraties van 1999, toen de vakbonden gezamenlijk de regering van Jules Wijdenbosch naar huis hebben gestuurd. We kunnen het dus wel degelijk, maar we moeten willen. Blijkbaar is die wil er vandaag nog niet. Vooral van de ambtenaren valt het me op hoe passief ze zijn. Ik kan dat nog steeds niet snappen. Er wordt geklaagd en geklaagd, dat wel. Maar daarnaast stappen ondernemen om verandering af te dwingen? Ik snap soms niet waarom dat niet vaker gebeurt.” Valies: “Een van de redenen is de angst die in de samenleving hangt. Ambtenaren zijn bang het slachtoffer te worden van rancune, of zelfs ontslagen te worden, wanneer ze actief zouden opkomen voor hun belangen. In mijn ogen is dat helemaal niet nodig. Vakbondsleden zijn beschermd door de wet, de vrijheid van vakvereniging is zelfs opgenomen in de Grondwet. Mensen mogen dus opkomen voor hun belangen. Wanneer niemand nog durft te strijden voor zijn rechten, dan hebben wij in dit land een heel groot probleem.”
Open deur
Wat je van de vakbondsleider ook mag vinden, schrik om de mouwen op te stropen kan hem alvast niet verweten worden. Valies noemt het trots ‘zijn grootste talent’. “In september 1982 keerde ik terug naar Suriname, na acht jaren lang in Nederland te hebben gewoond en gestudeerd. Het was geen evidente periode om de oversteek te maken, zo vlak na de staatsgreep. Ik vond het ontzettend erg dat er een coup was gepleegd, ik had tot dan de hoop dat het ons als een van de weinige Zuid-Amerikaanse landen niet zou overkomen. Het paste in mijn ogen gewoonweg niet bij een land dat nog maar net vertrokken was uit het Nederlandse koninkrijk. Toen ik het nieuws over de machtsgreep hoorde, werd ik er helemaal stil van. Bovendien waren we nauwelijks goed en wel terug in Paramaribo, of de Decembermoorden vonden plaats. Vooral mijn vrouw had het toen heel erg moeilijk, maar ons besluit in Suriname te blijven stond vast. Ik ging als onderwijzer aan de slag, en hield me in het begin wat op de achtergrond. Ik wilde me zeker niet opstellen als iemand die alle wijsheid in pacht had, omdat ik net uit Nederland was teruggekeerd. Maar toeschouwer blijven, neen, dat kon ik niet. Dat kan ik nog steeds niet. Als ik om me heen zie dat het ergens niet goed gaat, wil ik altijd proberen om uit die scheve situatie te komen. Ik kan het gewoonweg niet met lede ogen aanzien wanneer er onrecht is. Ik sloot me aan bij de Bond van Leraren, waarvan ik sinds 1989 ook de voorzitter ben.” Valies: “Het vakbondswerk is en blijft een echte strijd. Elke millimeter vooruitgang die we de afgelopen jaren geboekt hebben, kwam er pas na verbeten acties. Zodra mensen in dit land de macht hebben, vertrappen ze de rechten van de gewone burgers. Je ziet het telkens weer gebeuren, regering na regering. Ik heb vaak genoeg het etiket gekregen dat ik tegen ‘paars’ zou zijn (de partijkleur van president Bouterse, red.), maar dat is helemaal niet waar. Toen president Venetiaan aan de macht was, hebben wij net zo goed vakbondsacties gehouden. Wie op welk moment de touwtjes in handen heeft, dat interesseert me niet. Zodra leerkrachten benadeeld worden en het nodig is in actie te komen, dan doen we dat. Ik ben daarin heel erg consequent. Ik kan me, met het kleine beetje verstand dat ik heb, maar niet voorstellen waarom politici zich zo blijven gedragen tegenover leerkrachten. Zeker niet wanneer het om politici gaat die ooit zelf voor de klas hebben gestaan. Ik trap een open deur in wanneer ik zeg dat goed onderwijs een basisvereiste is voor een gezonde maatschappij. Als politicus zou het daarom mijn topprioriteit zijn ervoor te zorgen dat de leerkrachten tevreden zijn. De mensen die les geven, verdienen het niet na schooltijd steeds te moeten blijven hosselen. We werken nu al langer dan drie jaren aan de herwaardering van de leerkrachten. Een van onze voorstellen daarin is een minimumsalaris van SRD 4000 per maand, bruto. Na aftrek van de belastingen kom je dan op om en bij SRD 3000 netto. Aan de huidige koers nog geen 500 dollar per maand. Voor een gezin met twee kinderen is dat een absoluut bestaansminimum. Wel, de regering wil niet eens met ons praten over dat voorstel. Ze vindt ons loonvoorstel onrealistisch hoog, terwijl Surinaamse leerkrachten vandaag tot de slechtst betaalden van de regio behoren.”
Het hele artikel is te lezen in het meinummer van Parbode.