Wonen in Suriname
In een mooi huis wonen, willen we allemaal. De meeste mensen hebben een aardig dak boven hun hoofd, anderen zijn er naarstig naar op zoek. In Suriname kan dat, zeker als je niet veel geld te spenderen hebt, wel eens een moeizame zoektocht zijn. Tienduizenden woningzoekenden wachten al jaren op een geriefelijke en vooral betaalbare woning. Maar van de overheid, die in de afgelopen decennia slechts een paar honderd huizen uit de grond heeft gestampt, valt niet veel te verwachten. En dus is men aangewezen op particuliere initiatieven, huisjesmelkers en niet zelden op de eigen creativiteit.
Vrijwel dagelijks staan in de kranten berichten over bewoners die hun huis zijn uitgezet, krakers die de overheid op hun dak krijgen en perceelbewoners die na twintig of dertig jaar te horen krijgen dàt ze op die plek helemaal niet mogen wonen. Bijvoorbeeld omdat een vriendje van een politicus het stuk grond opeens toegewezen heeft gekregen. Het leidt tot veel verontwaardiging en ergernis.
Meestal wordt de beschuldigende vinger in de richting van de overheid gestoken. Maar helemaal terecht is dat niet. Uiteraard heeft de staat min of meer de verplichting om voor huisvesting te zorgen voor de sociaal zwakkeren, maar het lijkt er, gezien de enorme wachtlijsten, op dat half Suriname zichzelf tot die categorie rekent.
Wat de overheid, en dus de politiek, wel aangerekend mag worden is dat men onvoldoende ruimte geeft aan kleine of grote particuliere initiatieven. Of het nu gaat om de gewone man die bereid is zelf een leuk optrekje neer te zetten, of om stichtingen zoals Sekrepatu die kleine woonwijken opzetten, allemaal stuiten ze op de tegenwerking van lanti om daarvoor grond beschikbaar te stellen. Zonder grond kun je niet bouwen, en dus neemt de woningnood ook niet af. Je kunt natuurlijk zelf grond kopen, maar dan ziet het kostenplaatje er opeens heel anders uit.
Datzelfde geldt als je via een verkavelaar een perceel koopt en er een huis laat bouwen. Waarbij je ook nog eens het risico loopt dat alle mooie verharde wegen, elektriciteits- en watervoorzieningen en alle andere mooie lokkertjes in de folder, aan het eind van de rit niet zijn gerealiseerd. Of nog erger, dat het huis er volledig anders uitziet dan vooraf was afgesproken. Als het al wordt afgebouwd! Helaas liggen de voorbeelden over missers en oplichtingspraktijken van verkavelaars in Suriname voor het oprapen.
Zelf bouwen is nog altijd de beste optie, volgens onze traditie het liefst zoveel mogelijk met de mankracht van familieleden en vrienden. Het gaat allemaal wat langzamer, maar je hebt het eindresultaat wel in eigen hand. En bovendien is het stukken voordeliger. Dus kun je alleen maar hopen dat je op een goede dag wel een stukje domeingrond toegewezen krijgt. Lid worden van een regeringspartij kan dat proces versnellen. Ook al heb je weinig op met de politici, het is altijd beter dan nog eens twintig jaar op de kilometerslange lijst van woningzoekenden te blijven staan.
Autheur: Armand Snijders
Beeld: Vincent Boon
DE EERSTE HUIZEN Gewoond wordt er in Suriname al zolang als er mensen zijn. De inheemsen bouwden hier de eerste onderkomens, veelal eenvoudige hutjes. Door de eeuwen heen is er weinig veranderd aan de gehanteerde bouwstijl. Zoals bij de Wayana’s. De Wayana’s, indianen van Zuid-Suriname, wonen vandaag de dag nog in traditionele hutten op palen, gemaakt van hout en bladeren uit de jungle. Families bouwen hun huizen bij elkaar in een zogehete clan. Wanneer dochterlief een man krijgt, wordt voor haar en haar gezin een nieuwe woning gebouwd, aan de rand van de clan. Relaxmatten Tekst & beeld: Fleur Venhuizen |