Zandbanken
Op een rots midden in de stroomversnelling van Jaujau staat een gasfornuis. Het ziet er wat vreemd uit want dat is geen handige plek om te koken. Er staan wel meer vreemde zaken in het oerwoud, meestal zijn dat overblijfselen van enthousiast begonnen projecten. Ook dit gasfornuis is het overblijfsel van een tragedie, want op de volgende rots ligt het wrak van een korjaal en een paar zakken cement. Keihard natuurlijk. Een klein foutje van de kulaman en een terugkerende gastarbeider die jarenlang gespaard heeft voor zijn droomhuis in zijn moeders dorp, kan weer opnieuw beginnen. Niemand dood, dit keer. Toen de korjaal zonk, hebben ze geprobeerd zo veel mogelijk lading op de dichtstbijzijnde rotsen te zetten om later op te halen, maar dit gasfornuis staat wel erg ongelukkig. Die korjaal is niet voor niets daar gezonken.
We hebben drie erg natte jaren achter de rug, met overstromingen. Drie jaar is lang. Ik schreef destijds dat boek over de kunst van het varen over stroomversnellingen. Ik begon te denken dat mijn boekje verouderd was, dat met die moderne grote buitenboordmotoren stroomversnellingen peulenschilletjes waren geworden. Dat het varen over stroomversnellingen een vaardigheid was die door de voortschrijdende techniek is verdwenen; net zo iets als hoofdrekenen, schoenveters strikken, brekerpuntjes vijlen en minder dan een half uur telefoneren. Welke bejaarde luchtreiziger weet nog wat remous is? Luchtturbulentie bestaat nog steeds, maar moderne vliegtuigen hebben er geen last meer van en niemand weet meer waar die kotszakjes voor dienen. En niemand weet meer waar kulamannen voor dienen.
Maar nu is er weer een ouderwetse droge tijd. Stroomversnellingen moeten opnieuw overgetrokken worden, net als in die goede oude tijd, en er zijn weer kulamannen nodig. En daar ligt het probleem: na drie jaar zonder laag water zijn er geen nieuwe kulamannen opgeleid. Met als gevolg dat gasfornuis op die rots bij Jaujau.
De rivier zelf is ook veranderd. Na drie jaar enorm veel waterafvoer zijn de zandbanken afgesleten, en soms zelfs verplaatst. De zandbanken van Abenastonu en Gujaba zijn verdwenen, die van Pada is gegroeid. De grote rotsblokken liggen nog wel op hun plaats maar sommige, die onder zandbanken verborgen lagen, zijn nu verrassingen in de nieuwe vaargeul geworden. Ik zie verse littekens op de rotsen, veroorzaakt door buitenboordmotorpropellers. Die propellers zijn dus ook beschadigd.
Beneden Semoisi, boven Dombikonde, beneden Malobi en onder Amakakonde ligt zand, van oever tot oever, soms 29 centimeter, soms 31 centimeter onder water. En omdat mijn bootje 30 centimeter steekt is dat het verschil tussen doorvaren en hopeloos vastzitten. Waar ligt de vaargeul dit jaar? Je moet kijken naar de golven die uitlopen over de zandbanken, maar het verschil tussen 29 en 31 centimeter is zo klein, dat zie je niet goed. Vind de vaargeul dan maar!
De beroepsschippers die elke dag op de rivier zijn, hebben het water geleidelijk zien dalen en hebben zo de nieuwe vaargeul leren kennen. Maar ik maak de reis nu voor het eerst in dit seizoen, en ik verdwaal. Waar mogelijk vaar ik achter zo’n beroepsschipper aan, maar ik kan met mijn 5PK-motortje hun 25PK niet bijbenen, en na een kilometer is zelfs het dunne oliespoor dat zij achterlaten niet meer te zien in de kleine rimpeltjes op het water.
De mensen op de landingsplaatsen bij de dorpen zijn behulpzaam: zij wijzen waar de nieuwe vaargeul is als ze me zien zoeken. Alleen bij het dorp Futunakaba niet. Daar zitten de opgeschoten jongens op de steen toe te kijken hoe ik de weg zoek, ze zeggen niets en als ik misraad en vastloop op een zandbank lachen ze smalend. Maar het zijn Christenen in dat dorp. Die hebben een ander beeld van wie hun naaste is; dat kunnen ze ook niet helpen, dat hoort bij het geloof.