Ziek, zieker, ziekst
In een ziekenhuis belanden is nooit een prettige ervaring. In Suriname al helemaal niet. De kans dat je met een relatief eenvoudige kwaal naar binnengaat en in een lijkkist naar buiten, is niet denkbeeldig. Maar ook al ga je gezond en wel weer naar huis, dan blijft die nasmaak over de vaak onbeschofte en ongeïnteresseerde behandeling hangen.
De Nederlandse stagiaire Lisette besloot vorig jaar op een zondagochtend toch maar naar de Spoedeisende Hulp van het Academisch Ziekenhuis te gaan. De ontstoken voet waar ze al een paar dagen last van had, was opeens ernstig opgezwollen en pimpelpaars geworden. `De pijn was niet meer te houden. Ik durfde niet te wachten tot maandag om dan naar een huisarts te gaan, ik kon niet eens meer lopen.”
Drie uur lang zat ze op één van de ongemakkelijke bankjes in de wachtruimte. “Ze wilden mij eerst wegsturen omdat het zo druk was. Maar ik heb dat geweigerd, ik was immers best wel bang. Vervolgens zei die verpleegster op botte wijze: ‘Je doet maar!’. Of ik wel eerst even alvast 150 euro wilde betalen. Natuurlijk heb ik dat gedaan, maar daarna moest ik toch nog uren wachten.”
“Toen ik eindelijk aan de beurt was werden eerst vragen gesteld door diezelfde verpleegster. Ik had het gevoel dat ze nauwelijks luisterde naar wat ik zei. Weer een half uur later kwam een arts die zonder uit te leggen wat ik mankeerde zei dat ik opgenomen moest worden. Toen ik vroeg waarom, antwoordde hij alleen maar: ‘Je hebt een ontsteking’. Tja, dat wist ik zelf ook wel! Maar opname leek mij altijd beter dan thuis in onzekerheid zitten. Dus ik heb het maar gedaan, uiteraard nadat ik nog een paar honderd euro voorschot had betaald.
“Om een lang verhaal kort te maken, ik heb daar vier dagen gelegen zonder dat ook iemand mij wilde vertellen wat ik mankeerde. Ik heb aan een infuus gelegen en antibiotica gekregen en voelde mij na een paar dagen een stuk beter. Ik heb er toen zelf op aangedrongen dat ik naar huis mocht gaan. De arts reageerde op een toon van: ‘Moet jij weten’. Drie weken later, toen ik terug was in Nederland, ben ik naar mijn eigen huisarts gegaan. Hij zei dat opname helemaal niet nodig was geweest, met een simpele antibioticakuur thuis was het ook wel over gegaan. En de medicijnen die ik via het infuus had gekregen, waren volgens hem sterk genoeg om een olifant plat te krijgen. Ik heb nu echt het gevoel dat ze mij alleen maar opgenomen hebben om lekker veel euro’s te verdienen. Natuurlijk heb ik alles teruggekregen van de verzekering, maar het gevoel slachtoffer te zijn geweest van de graaizucht van medici is niet prettig.”
Traagheid
Het verhaal van Lisette staat niet op zich. Alleen heeft zij nog het geluk dat ze in het ziekenhuis niet zieker is geworden dan ze al was. Rosita heeft volgens eigen zeggen haar broertje verloren ‘door de traagheid van de hulpdiensten en de schandalige praktijken op de Spoedeisende Hulp van het Academisch Ziekenhuis’. “Ruim twee jaar geleden werd hij aangereden op zijn brommer. De ambulancedienst weigerde uit te rukken als ze niet door de politie werden gebeld. Maar die arriveerde pas na drie kwartier op de plaats van het ongeluk. Vervolgens duurde het nog een half uur voordat de ambulance kwam. Jaren eerder had ik wel het verhaal gehoord van een man die in de Flustraat, op de hoek van het Academisch Ziekenhuis, was aangereden en anderhalf uur op straat heeft gelegen voordat er een ambulance kwam. Ook al was het triest, ik moest er wel een beetje om lachen. Ik dacht dat het wat overdreven was. Nu geloof ik dat het echt gebeurd kan zijn.
“Eenmaal in het ziekenhuis ging er met mijn zwaargewonde broertje opnieuw kostbare tijd verloren. We moesten tal van vragen beantwoorden en formulieren invullen. Uiteindelijk is hij overleden aan inwendige bloedingen. Dat had volgens mij voorkomen kunnen worden als er veel sneller was ingegrepen. Een verpleegster kwam ons doodleuk vertellen dat hij was overleden en dat we de volgende dag maar moesten terugkomen om zijn spullen te halen. We hebben later nog een brief naar de ziekenhuisdirectie geschreven om ons beklag te doen, maar nooit een reactie gehad. En een Medisch Tuchtcollege dat functioneert, bestaat in Suriname ook niet, dus je staat machteloos. Ze hebben mijn broertje gewoon dood laten gaan. Ik noem dat passieve moord. Eerlijk gezegd durf ik er ook geen zaak van te maken, want als ik ooit op de Spoedeisende Hulp beland, laten ze mij misschien uit wraak ook gewoon dood gaan.”
Bij Parbode zijn tientallen verhalen bekend van soortgelijke misstanden, met name in het Academisch Ziekenhuis. De directie reageerde overigens niet op herhaalde verzoeken van de redactie om een reactie te geven.
Kundig
Toch zijn niet alle verhalen over de gezondheidszorg in ons land zo somber. Een Nederlandse co-assistent, die maanden meedraaide in het Diakonessenhuis, erkent weliswaar dat de gehanteerde standaarden in de zorg niet te vergelijken zijn met die in Westerse landen en dat er wel eens wat mis gaat, maar is desondanks redelijk positief. “Surinaamse artsen behoren tot de betere in de wereld. Ook wat betreft het verplegend personeel heb ik een goed gevoel, die zijn zeer kundig.
“Waar het wel eens aan schort is de attitude, de werkhouding. Het mag allemaal wel wat vriendelijker. Maar ik overdrijf niet als ik zeg dat negentig procent van de mensen die in ziekenhuizen werken, zeer gemotiveerd is. Helaas loopt die tien procent ook nog rond. En dat bepaalt het ontstane beeld van de Surinaamse gezondheidszorg. Die tien procent is veelal verantwoordelijk voor de missers, dat heb ik ook ervaren. Over andere artsen en verpleegkundigen kwamen zelden klachten binnen.
“Weet je, ik heb nu enkele maanden hier meegelopen en het is mij niet tegengevallen. Sterker nog, ik heb het idee dat ondanks de beperkingen, de kwaliteit van de gezondheidszorg in het algemeen in Suriname beter is dan in Nederland. Alleen moet er een attitudewijziging komen. Die zou al kunnen worden ingezet als er een betere beloning komt voor de gezondheidswerkers, in het bijzonder het verplegend personeel. Een verpleegster die zich iedere dag weer afvraagt hoe ze met haar karige salaris haar kinderen te eten moet geven, is er op het werk vaak met haar hoofd niet bij. En daar zijn de patiënten niet bij gebaat. Waardeer het werk dat ze doet wat meer. Dan ben je al een heel eind op weg. En het is ook van levensbelang voor de mensen waar zij de zorg over heeft.”