Zoveel weegt geluk 8
Zoveel weegt geluk is een roman, die in afleveringen
verschijnt en wordt geschreven door Henry Does
Zoveel weegt geluk
Rio is zestien jaar oud als hij met zijn moeder Celia zijn geboorteland verlaat, een dag nadat zijn vader, Rolando Leano, een van de slachtoffers werd van een politieke massamoord. Veertien jaar later keert Rio voor het eerst weer terug. Ditmaal voor zijn huwelijksfeest. Zijn verloofde is Aria, dochter en enig kind van de gevreesde President Dano, die de massamoord op zijn geweten heeft. President Dano laat de camera’s van de staatstelevisie op de huwelijksceremonie aanrukken om ‘de ultieme nationale verzoening’ te etaleren. Dan is de geest uit de fles…
Aflevering 8
Aria moest vandaag nog haar vader zien en spreken. Op het terras van El Restaurante del Musica Revolucionaria, tijdens de lunch met Rio en haar moeder, sloeg de stemming plots om. Ondanks de felle zon, voelde het onder de schaduwrijke, donkerrode parasol, koel aan in de zeebries. De gegrilde redsnapper met een verse, veelkleurige salade en warm cassavebrood, had uitstekend gesmaakt. Zij nipten gedrieën nog na aan een koude piña colada virgin. Het gesprek was gemoedelijk en allen waren verheugd over het idee van een huwelijksfeest in kleine familiekring. Koste wat kost zou de publiciteit worden vermeden. Uit respect voor zijn geliefde, zou Rio de felicitaties van haar vader, ondanks het verleden, in ontvangst nemen. Hij zou hem niet omhelzen en volstaan met hand schudden. Meer kon hij niet, uit respect voor zijn vermoorde vader en voor zijn moeder. Althans, zo had hij het aan Aria, haar moeder en zichzelf uitgelegd. Hij noemde het, glimlachend, ‘affectief koorddansen’. Aria’s moeder had met haar man, president Dano, die gevoelige voorwaarde van Rio besproken en zijn begrip proberen te wekken. Zij slurpte haar laatste beetje piña colada met een afwezige blik op. Zij schoof met een plechtig gebaar het langwerpige, blauwe, lege glas voor zich uit, terwijl ze pontificaal met een grote zucht, de aandacht vroeg. ‘He was not amused!’ Haar verslag van het moeizame gesprek met haar man, deed Aria de moed in de schoenen zakken. ‘Waarom zegt hij niks?! Het is toch mijn huwelijk?!’, riep ze haar moeder verontwaardigd toe. Rio plaatste zachtjes zijn hand op haar schouders en streelde haar. ‘Het komt goed Aria, misschien moet hij nog wennen aan het idee.’ Aria’s moeder keek snel, alsof ze niet betrapt wilde worden, naar het troostende gebaar van haar aanstaande schoonzoon. Haar gedachten dwaalden af. Die attente opmerkzaamheid, die aandacht van de man voor de gevoelens van zijn geliefde, daar hunkerde zij zelf zo lang al naar. Maar haar wegdromen was van korte duur. ‘Ik ga het hem zelf vragen, of beter gezegd, ik ga hem zelf vertellen wat ik wil!’, zei Aria, nog steeds in een pinnige bui. ‘Van jou pikt hij meer, maar vergeet niet wat hij altijd roept: ‘Revolutie eerst!’, zei haar moeder, met een iets radeloze gelaatsuitdrukking, haar hoofd langzaam schuddend. Enkele uren later, in de Lounge van het staatshotel, nam Aria afscheid. ‘Lieve Rio, sorry voor het gedoe. Je kunt je toch bezig houden, terwijl ik naar hem toe ga?’ Rio knikte en liet haar zijn nieuwe boek Zijn in werk zien. ‘Het boek, mijn trouwe vriend’, lachtte hij. Op de lange weg naar het oerwoudrijke binnenland, hoog zittend in haar auto, hard rijdend, airco aan en zonwerende ruiten dicht, voelde Aria zich stoer en wat bang tegelijk. Haar vader had veel vijanden en had haar gewaarschuwd nooit alleen naar zijn vakantieverblijf in het bos toe te komen. Het was een eenzame weg, waar bovendien vaker gewapende roofovervallen plaatshadden. Dit binnenland had iets van het Wilde Westen, opkomende gouddorpjes van binnen- en buitenlandse gelukzoekers, hoeren en sjacherende handelaren. Soms pikten ook politiemannen en militairen een graantje mee. Cocaïne en alcohol dienden als pijnstillers en vluchthaven voor de desolaatheid van de hebzucht en vervreemding. Aria had de muziek uit, om vooral zoveel mogelijk eventueel onheil te kunnen horen. Het was haar verteld, dat soms plots een vrachtwagen uit het oerwoud kon verschijnen, om je tot stoppen te dwingen. Ze keek naar de stoelzitting naast haar. Daar had ze haar geladen, zilverkleurige Smith & Wesson-revolver op gelegd. Toen ze achttien jaar oud werd, kreeg ze dat, tot ongenoegen van moeder, cadeau van vader. ‘Als iemand jou wat wil aandoen, schiet je hem verrot’, had hij in haar oor gefluisterd. De spreuk die hij, in gouden schreefletters, op de loop had laten graveren, liet er geen misverstand over bestaan. ‘I’m not afraid, I’m dangerous! Pres Dano, je vader.’ Ze had schietlessen gehad, keurig met gehoorbeschermers op, om lawaaidoofheid te voorkomen. Maar dit was de eerste keer dat ze met haar Smith & Wesson de straat op ging. Plots hoorde zij een raar geluid. Niet ver voor haar, zag ze een grote boom, met veel gekraak, omvallen. Het wegdek was grotendeels bedekt. Ze trapte hard op de rem, de banden maakten een akelig, schurend geluid. Aria schrok zich rot, maar bleef alert kijken wat er voor haar gebeurde. Zij zag twee jongemannen, met zwarte bivakmutsen op, van achter de omgevallen boom, naar haar toe rennen. Ze wilde doorrijden, maar een van de mannen ging pal voor haar auto staan. Ze hadden beiden een groot kapmes in de hand. De man voor haar auto gebaarde driftig met het kapmes, dat zij uit moest stappen. Zijn kompaan kwam aan haar raamzijde staan en schreeuwde geagiteerd: ‘Maak je raam open!’ Aria trilde van angst, maar had op de training Military Self Defence geleerd dat ze zich nooit moest laten wegvoeren. Met één vloeiende beweging liet ze, via een druk op de knop, de ruit omlaag gaan, pakte ze haar revolver en richtte die op de belager die bij haar raam stond. Om te overtuigen sprak ze met luidde stem. ‘Zeg aan je vriend om op te schuiven voor mijn auto, anders heb je zo geen hoofd meer!’ Hij hoefde dat niet eens te zeggen, want de man voor de auto hoorde dat ook, en stapte voor haar auto weg. ‘Hij is mijn broer’, mompelde de man die zij onder schot hield. Aria trapte zo hard als zij kon op het gaspedaal en stoof weg. Ze keek naar haar nog trillende handen op het stuur, keek even in de achteruitspiegel naar haar zwetend gezicht en zuchtte enkele keren. Als mijn vader niet zo moeilijk was, had ik deze angst niet hoeven meemaken, redeneerde zij nog even. De zonsondergang had zich al aangekondigd. Geelgroene en roodoranje luchtschilderingen trokken haar aandacht. Waren dat de kleuren van haar toekomst met Rio? Ze was zo vol van haar huwelijk, niets mocht roet in het eten gooien. Het leek alsof zij nu wat minder angstig was, alsof ze meer zelfvertrouwen had gekregen door haar actie met haar Smith & Wesson. Ze nam de revolver op haar schoot en zette de favoriete bolero-cd van Rio op, de muziek die hij leerde kennen van zijn vader. Ze had het er tot nu toe erg moeilijk mee, de gedachte dat haar vader, de vader van haar geliefde had vermoord. Een nachtmerrie over die moord had haar eens zwetend doen opspringen uit bed. In de verte zag ze een groene pantserwagen met rood zwaailicht. Naarmate ze dichterbij kwam, zag ze dat er een checkpoint stond. Aan weerszijden van de slagboom stonden jonge militairen met camouflagepak en jonge mannen in burger, met machinepistolen om hun schouders. Allen rookten, sommigen hadden bier in de hand. Terwijl ze haar snelheid minderde kwam een van de mannen, in een rood hemd, de weg op. Hij maakte een stopgebaar en kwam naast haar auto staan. Zij deed de ruit omlaag. ‘Zo, mooie dame, waar gaat de reis naartoe?’ Zijn ogen gleden brutaal naar haar decolleté. ‘Ik ben Aria, de dochter van president Dano.’ Aria keek hem recht in de ogen aan en zag hem schrikken. Hij hakkelde over zijn woorden: ‘Uh..uh…kkuunt dddooorrrijden’. Aria keek op haar Tom Tom. Het vakantieverblijf van vader was nog maar twee minuten hier vandaan. Ze deed de muziek uit, uit respect voor Rio, en reed door, gespannen over het gesprek met haar vader.