Zwart versus wit
Laat ik het maar eerlijk toegeven: ik ben wit. Veel kan ik daar niet aan doen. Het is de schuld van mijn ouders, en hun ouders. Omdat zij wit waren, ben ik het ook. Het komt maar zelden voor dat ik word aangesproken op mijn huidskleur. Maar als het gebeurt, gebeurt het doorgaans in juni, als ik voor mijn krant een verhaal schrijf over keti-koti, en de plannen voor de nationale herdenking bij het monument van Erwin de Vries in het Oosterpark.
Vorig jaarinterviewde ik Humphrey Rijssel, voorzitter van het comité dat elk jaar eenalternatieve, kleine herdenking organiseert op het Surinameplein, elders inAmsterdam. Rijssel en de zijnen vinden het maar niets dat de nationaleherdenking valt op de dag die de voormalige koloniale overheerser heeft gepriktom de slavernij af te schaffen. Daarom doen zij het een dagje eerder. Rijsselhoudt van overzicht. Hij verdeelt de mensheid in twee partijen: de nazaten vande tot slaaf gemaakten en de nazaten van de slavenmeesters. Hij liet er tijdensons gesprek geen misverstand over bestaan dat ik was ingedeeld bij de laatstegroep. Hij zei letterlijk: ‘Jij bent een witte Nederlander. Jij bent een nazaatvan de slavenmeesters die mijn voorvaderen tot bloedens toe sloegen en hunvrouwen aan vleeshaken ophingen omdat zij weigerden het bed met hem te delen.’ Ikdacht aan mijn opa, die een slagerij had aan de Haagweg in Rijswijk. Ik haddaar nooit een zwarte slavin in de koelcel aangetroffen. Ik voelde me nietaangesproken, laat staan schuldig.
Op de nationale herdenking wordt uit een ander, rustiger vaatje getapt.De afvaardiging van het kabinet wordt elke keer met alle egards ontvangen,zolang de uitgezonden minister tenminste geen Rita Verdonk heet. Er wordenrelativerende woorden gesproken, zoals dit jaar door gevolmachtigd ministerPaul Comenencia van de Nederlandse Antillen. Hij sprak de witte aanwezigen toe:“U hoeft zich niet persoonlijk schuldig te voelen, maar u dient zich wel bewustte zijn van de geschiedenis. Daderschap is niet erfelijk, maar slachtofferschapkan zich over generaties vermenigvuldigen.” In het Oosterpark geen bloedendeslaven en onwillige vrouwen aan vleeshaken.. Het mag duidelijk zijn dat denationale herdenking meer witte belangstelling trekt dan de alternatieveherdenking op het Surinameplein. Daar komen geen ministers of wethouders. Zelfsde stadsdeelvoorzitter laat traditioneel verstek gaan. Rijssel en zijnmedebestuursleden moeten alle eindjes aan elkaar knopen om de herdenking tefinancieren. Voor de nationale herdenking zijn voldoende fondsen te vinden omer een mooie plechtigheid van te maken, met een professioneel podium, bloemen,muziek en een drankje en een hapje na afloop voor de velehoogwaardigheidsbekleders. Ik, als nazaat van de slavenmeesters, kom ook lieverin het Oosterpark. Daar kan men zich als witte man of vrouw tenminste enigszinscomfortabel schuldig voelen. Maar soms voel ik mij daar ook weer schuldig over.Bijvoorbeeld als ik van een zwarte topambtenaar verneem dat Amsterdam niet meerdan drie zwarte topambtenaren telt, op een totaal van meer dan honderd mensen.Dat is onverklaarbaar weinig. Bovendien is het koren op de molen van radicaleactivisten als Rijssel, die roepen dat de zwarte mens ook heden ten dage nogsteeds is overgeleverd aan de witte baas. De cijfers geven hem soms gelijk endat is een onaangename vaststelling.