Zweefvliegers vogelvrij
Strak, gestroomlijnd en vogelvrij
Wie denkt dat zweefvliegen voor thrill seekers is, heeft het mis. Concentratie en discipline, daarover moet een goede zweefvlieger beschikken. Akka95 is een kleine groep enthousiaste vliegers die er veel voor over hebben om de lucht in te gaan. “Als je eenmaal vliegt, is dat het allemaal waard.”
“A picture is worth a thousand words.” Peter Relyveld, exsecretaris en medeoprichter van de club, haalt trots zijn fotoalbum tevoorschijn. Zijn enthousiasme en liefde voor zweefvliegen en de zweefvliegclub straalt van zijn gezicht. Elke foto komt dankzij Relyveld tot leven door zijn uitgebreide verhalen. “Kijk, hier zie je Paul Kamps, initiatiefnemer van Akka95. Hij importeerde een vliegtuig uit Duitsland in 1995.” In de tijd na de Tweede Wereldoorlog mocht Duitsland geen motorvliegtuigen bouwen en heeft het zich gespecialiseerd in zweefvliegtuigen. “Kamps bracht de Scheibe Specht naar Suriname en zo is onze zweefvliegclub begonnen.” Voorheen maakte Akka95 gebruik van een landingsbaan op de Johan Adolf Pengel luchthaven. Maar na een renovatie bleken er betonnen paaltjes op de baan te zijn gezet. “Dat is wel spijtig, maar we hebben sinds een jaar een nieuwe baan gevonden in Saramacca”, vertelt Relyveld. Het is een baan waar sproeivliegtuigjes opstijgen. Raoul de Miranda, de huidige secretaris van de club: “Het is wel jammer dat de baan korter is dan op Zanderij, daardoor komen we minder hoog.” Zo eens in de twee weken gaat de vereniging naar Saramacca voor een zweefvliegdag. Op zo’n dag worden twintig tot vijfentwintig vluchten gemaakt. Onderweg naar het vliegveld belt De Miranda Paramaribo Control, van de Luchtverkeersleiding, om door te geven van hoe laat tot hoe laat en waar de club gaat vliegen. Dit om ervoor te zorgen dat er geen ongelukken gebeuren met andere vliegtuigen. Eenmaal aangekomen wordt eerst het vliegtuig grondig schoongemaakt. “Een beetje vogelpoep heeft al invloed op het vliegen. Het moet zo strak en gestroomlijnd mogelijk”, legt De Miranda uit. Vervolgens kijkt Relyveld goed naar de lier, hiermee wordt het vliegtuig de lucht in getrokken; het apparaat wordt gecheckt en de kabel in gereedheid gebracht. Johan van ’t Hof, de instructeur van vandaag, staat met zijn enkels in de modder terwijl hij de vleugel van het vliegtuig vasthoudt. De lier wordt helemaal aan het einde van de baan geplaatst, terwijl het vliegtuig naar de andere kant van de baan wordt getrokken. “Heb je de kist geïnspecteerd? Dan loop ik hem nog even na”, vraagt instructeur Van ’t Hof aan De Miranda, die samen met hem de eerste vlucht zal maken. Het vliegtuig wordt uitgebreid gecontroleerd aan de hand van een lijstje. Vervolgens gaat de piloot voor elke vlucht nog een paar kleine dingen na. Naast de piloot staat Daniël Liesdek, hij koppelt de kabel aan het vliegtuig en houdt de vleugel vast, zodat deze niet omvalt. Als de piloot er klaar voor is, seint Liesdek naar Relyveld die op zijn beurt met de auto een lichtsignaal uitzendt naar de lier. Joël Jacott bedient de lier en trekt de kabel strak zodat het vliegtuig de lucht in getrokken kan worden. Rakesh Sookoo houdt in een logboek bij hoe laat het vliegtuig de lucht in gaat en weer landt. “Er zijn minstens zes mensen nodig om te vliegen, teamwork is bij deze sport van essentieel belang. Dat is het grote verschil met motorvliegen”, legt Relyveld uit.
In de lucht
Bij het opstijgen gaat het vliegtuig vrij stijl de lucht in met negentig kilometer per uur. Op het hoogste punt, tussen de twee- en driehonderd meter, ontkoppelt de piloot de kabel. Dat voel je duidelijk. Mocht hij dit vergeten dan gaat de trekhaak automatisch open waardoor de kabel vanzelf los gaat. Vanaf dat ogenblik vlieg je vrij, er is een heerlijke stilte, geen geloei van een motor, alleen het suizen van de wind. Je vliegt over een prachtig uitzicht van bos, rivier en weilanden. Terwijl het vliegtuig na het landen teruggetrokken wordt naar de startplaats, vertelt Relyveld verder: “Omdat onze club maar uit twaalf leden bestaat en dus weinig geld heeft, was het welkom dat wij naast de lier recent ook een tweede lesvliegtuig kregen van een Nederlandse club. Het was beschadigd maar we hebben het hier zelf opgeknapt.” Helaas is een van de vliegtuigen rond 2000 gesaboteerd. “We zijn er niet achtergekomen wie dat heeft gedaan. We hebben het vliegtuig nooit meer de lucht in gekregen.” Ondertussen maakt Jacott, die zojuist de lier bestuurde, zich klaar om te vliegen. “Je bent niet langer gegroeid?”, vraagt De Miranda lachend. “Gelukkig niet, ik heb er voor gebeden”, reageert Jacott opgelucht, terwijl hij de kap van het vliegtuig net dicht kan trekken zonder klem te komen zitten.