Willy Soemita
Onder aanvoering van Willy Soemita (76) verkregen de Javanen binnen de nationale politiek een ‘sterke wippositie’. Toch is dit nooit optimaal omgezet in een voorhoederol. “Ik neem er genoegen mee de tweede ‘snaar’ te spelen.” Een opmerkelijke uitspraak voor een partijvoorzitter die na veertig jaar nog niet van wijken weet. “Ik ben het gezag van de KTPI.”
‘Ik neem genoegen met de tweede snaar’
Als we William – ‘Willy’ – Soemita moeten geloven, werd hij in februari 1972 per verrassing en tegen wil en dank voorzitter van de KTPI, 36 jaar was hij nog maar. “Ik had helemaal geen belangstelling, hoewel ik uit een politiek huis kom”, zegt de nu veertig jaar oudere en inmiddels politieke nestor van Suriname. Hij werd toen uitgenodigd om zogenaamd een jongerenbijeenkomst bij te wonen bij het consulaat van Indonesië. “Ik werd daar op straat opgevangen met poku, een ovatie en met de mededeling: ‘Vanaf vandaag ben jij voorzitter van de KTPI, want Iding (Soemita, de vader van William en partijleider sinds 1949, red.) heeft bedankt. Ik wist mij geen raad, in feite heb ik het voorzitterschap stilzwijgend aanvaard. Niemand heeft mij begeleid, ook mijn vader niet. Ik zocht mijn politieke informatie buiten.” Soemita benadrukt: “Het is geen overdracht geweest van mijn vader. Hij heeft bedankt en na een week hebben de leden mij bij acclamatie aangewezen.” Laat dat gezegd zijn.
Van de zeven kinderen is Soemita de oudste zoon en het derde kind, naast vijf zusters. Er werden negen kinderen geboren, echter twee stierven de wiegendood. Vader Iding Soemita was een Soendanees uit Midden-Java en contractarbeider op Mariënburg, waar hij als verpleegkundige (‘oppasser’) werkte in het hospitaal. Als veertienjarige kwam hij in 1921 zielsalleen aan in Suriname. En moeder Toeminem Kartowidjojo arriveerde als klein meisje met haar ouders uit Sumatra. Zij was dertien jaar toen zij in het huwelijk trad.
Vader Iding, die 93 jaar werd, leefde gezond en met strikte regelmaat. Hij stond steevast half zes op en begon de dag met gebed en ontbijt. “Hij at vegetarisch en vrijwel rauw, zelfs sopropo en snijbonen. Hij had geen hoge bloeddruk, geen suiker en tot op zijn oude dag was zijn haar nog voor de helft zwart”, verhaalt Soemita, die zelf aan één stuk door rookt.
Een interview met Willy Soemita is geen sinecure. Met veel bewoordingen geeft hij weinig prijs. Algemeenheden die alle kanten opgaan en waarmee hij als een sluwe vos zijn jager desoriënteert. Maar met de hartelijke blik van een lieve opa. Zo zegt hij: “De KTPI is geen boerenpartij meer, maar één van nationale eenheid en saamhorigheid van de hoogste orde. We zijn een volk van overplanting met behoud van onze eigen culturele opvattingen, tradities, geloofsovertuigingen: wij zijn de Surinamers. Dat kan alleen door die nationale eenheid te ontwikkelen. Er zijn veel mogelijkheden in de mijnbouw en agrarische sector.”
Morele kwesties pareert Soemita met dooddoeners. In 1977 werd hij tot twaalf maanden cel veroordeeld omdat hij als minister van LVV steekpenningen had aangenomen bij de uitgifte van landbouwgronden. Dat doet hij af met: “Ik ben gevonnist door een tribunaal, dat is een menselijk oordeel. Ik onthoud mij van elk commentaar. Ook ik ga voor het oordeel van de Almachtige.” En over het in 1996 ‘overlopen’ naar het NDP-kamp van Desi Bouterse: “In 1980 heb ik de revolutie afgewezen. De NDP heeft zich successievelijk geprofileerd en teruggevonden in de democratie en kwam in 1996 als grootste partij uit de bus. Wat houdt ons dan tegen als het volk de focus op de NDP heeft gelegd? Laat het proces zijn beloop gaan. Het gaat er ook om: ben je ‘vergefelijk’ of niet.”
Predikaat ‘onbetrouwbaar’
Soemita laat zich niet doorzagen. Desnoods weert hij af met een verrassend helder antwoord. Over het opgelopen predikaat ‘onbetrouwbaar’, zegt hij: “Maar de KTPI wil coûte que coûte in de regering en altijd een bijdrage leveren. In de oppositie ben je een roepende in de woestijn. Dan liever in de coalitie en niet helemaal tevreden. En de mate van tevredenheid is afhankelijk van het verkiezingsresultaat, waaraan we ons altijd meten.”
Dat heeft geleid tot een wel heel volgzame houding voor een partij die door de geschiedenis een doorslaggevende ‘wippositie’ had. “Ik neem er genoegen mee de tweede snaar van de viool te spelen”, zo drukt Soemita het uit. Dus met twee schamele parlementzetels zal president Bouterse weinig tegengas ondervinden. KTPI kreeg één ministerie toebedeeld: namelijk Ruimtelijke ordening, Grond- en Bosbeheer (RGB). “Wij hebben dat deel van RGB in te vullen. Er ligt nu een voorstel hoe wij die ruimtelijke ordening moeten uitvoeren met andere ministeries zoals Openbare Werken, LVV en Regionale Ontwikkeling. We willen in kaart brengen waar geschikte woongebieden en landbouwgebieden zijn. Hiervoor zal een interdepartementale commissie ruimtelijke ordening worden ingesteld.” Het klinkt zowaar slagvaardig, maar dat is niet zoals de buitenwacht het ervaart. Ineens fel: “Ik daag een ieder uit! De huidige minister heeft bijna twee en een half keer zoveel grondbeschikkingen uitgegeven als de vorige. Men kan in de computer komen kijken en dan zien dat het zelfs heel weinig KTPI’ers betreft. Elk mens is onverzadigbaar en grond is zo duur geworden. Welke minister er ook zit, mensen zijn altijd ontevreden.”
Maar tweede viool spelen wil volgens Soemita niet zeggen dat KTPI niets in de melk te brokkelen heeft gehad. Nog maar amper KTPI-voorzitter, kreeg hij destijds een telefoontje van NPS-voorman Henck Arron: “Willy, we moeten nauw samenwerken. Laten we een blok vormen.” In 1973 werd binnen de Nationale Partij Kombinatie (NPK) een ‘smalle meerderheid’ behaald. Daarin zaten ook de PSV van Emile Wijntuin en de PNR van Eddy Bruma. KTPI veroverde vijf zetels en kreeg twee ministeries toebedeeld: Sociale Zaken en LVV. Vooraf was afgesproken de staatkundige onafhankelijkheid af te kondigen. Soemita benadrukt: “Als de KTPI dat niet had gewild, dan was het niet gebeurd. We hadden een sterke wippositie met vijf zetels.” Bij de onderhandelingen met Nederland zat ik pal naast Arron in het Catshuis in Den Haag en ik heb meeondertekend, ook voor die 2,3 miljard aan verdragsmiddelen.”
Zwarte bladzijde
Zo ook was de KTPI – met tien zetels en maar liefst vijf ministeries – in 1987 van vitaal belang voor het vormen van het Front voor Democratie en Ontwikkeling (en tegen dictatuur) met de NPS en de VHP. De militaire coup an sich wil Soemita niet bespreken. Wel ziet hij die ‘vieze broederoorlog’ als een ‘zwarte bladzijde’ voor Suriname. Hij praat liever over zijn bijdrage in herstel van de vrede. “Ik heb mij ook in die periode van het militaire regime hiervoor enorm ingezet, totdat ik zelf heb gezegd: laat mij gaan praten. Ik werd naar Kourou afgevaardigd door president Shankar voor de vredesbespreking met Venetiaan als delegatieleider.” Soemita zegt dat hij persoonlijk Brunswijk heeft weten te overreden naar Paramaribo te komen. Het doodschieten van twee van diens lijfwachten door militairen, in 1990, dreigde roet in het eten te gooien. Soemita stapte letterlijk over een dode lijfwacht heen en wist bevelhebber Bouterse te overtuigen Brunswijk weer in vrijheid te stellen. “Ik was er vanaf acht uur ’s avonds tot zeven uur de volgende ochtend mee bezig.” Later zou hij Brunswijk weer zover kijgen twee weken lang in de NAKS Hogeschool te Lelydorp te komen praten. “Zo is de vrede ontstaan en is uiteindelijk het vredesakkoord ondertekend.” Stemverheffend en trots slaand op zijn borst: “Ik heb de vredesbespreking gecoördineerd. Ik, deze man, Willy Soemita! Vanuit mijn nationale-eenheidsgedachte.”
Ook in 1996 kon de NDP niet de ‘kapitaalcoup’ plegen zonder de KTPI. Toch lijkt het erop dat ondanks de belangrijke wippositie te weinig de stempel is gedrukt op ’s lands koers. Soemita ziet het niet zo. “Onder mijn beleid is de bevolkingslandbouw omgezet naar ondernemingslandbouw.” Hij was van 1973 tot 1977 landbouwminister. Na de onafhankelijkheid werden het Multi-purpose Corantijn Project (MCP) Landbouw Ontwikkelingsplan Commewijne (LOC), Victoria en Patamacca gefinancierd uit de verdragsmiddelen met Nederland. Deze mega-landbouwprojecten moesten gaan zorgen voor de ‘big push’. Soemita: “Vroeger had een Nickeriaan maar drie hectare. Er is toen gemechaniseerd, met arealen van vijfhonderd tot duizend hectare. Aanvankelijk was primair de opvatting dat alleen Nickerie zich leende voor de rijstsector. Ik heb ook Wageningen daaraan toegevoegd en het LOC geïntroduceerd, een mix van landbouw en veeteelt, om de mensen productie-minded te maken. Daarnaast hebben we kleine bedrijven tot 24 hectare gestimuleerd. De kurk van de economie was bauxiet. Ik stelde me op het standpunt dat we ons eigen menu moesten samenstellen en de ontwikkeling in eigen handen moesten nemen.” Soemita besluit eufemistisch: “Het is niet helemaal gelukt.” Toch kent hij geen politieke spijt. “Wij hebben ons best gedaan, maar de tegenpartij was kennelijk niet blij met het tempo”, doelend op de militaire coup van 1980. Over de teloorgang van bijvoorbeeld het LOC zegt hij: “Dat is buiten mijn periode om gegaan. Ik heb al die gronden beschikbaar gesteld. Nu zie je alleen maar bos.”
Terug bij af
Niet alleen de initiatieven liepen spaak, ook de KTPI is geheel terug bij af. In 1949 richtte vader Iding de partij op, die dat jaar bij de eerste algemene verkiezingen van Suriname twee zetels behaalde. De ‘onmenselijkheid’ op Mariënburg en de armzalige lonen waren voor Soemita senior reden in verweer te komen tegen de kolonisator. In 1946 richtte hij de Persatuan Indonesia (PI) op: eenheid van de Indonesiërs. In 1949 werd dat de Kaum Tani Persatuan Indonesia: de verenigde Indonesische Landbouwers. “Mijn vader stelde toen ook in die tijd: ‘een menselijk bestaan of terugkeren naar Indonesië’. Het was ten tijde van het ‘baas in eigen huis’ van Wim Bos Verschuur. Hij was ook geïnspireerd door het merdeka (vrijheid, red.) van Soekarno, die streed voor de Indonesische onafhankelijkheid.”
Maar toen Suriname onafhankelijk zou worden, mede door toedoen van zoonlief, was vader Iding niet zo enthousiast. Hij zag meer heil in een ‘geleidelijke onafhankelijkheid’. “Ik heb veel met mijn vader moeten praten. En ik heb hem teruggevoerd naar toen hij de kolonisator afwees. ‘Vroeg of laat zal een kind een man zijn; ik wil een eigen gezin maar ook een eigen staat’, zei ik hem. Ik voelde me geroepen om als jonge Surinamer een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van dit land, in het belang van de gemeenschap.”
Twintig jaar lang zat vader Iding in het parlement, totdat hij in 1969 niet werd gekozen als kandidaat voor Commewijne. Hij zei de politiek vaarwel om zich volledig over te geven aan zijn godsdienst. Hij bezocht meerdere malen Mekka.
“Mijn voorzittersperiode was er één van ups en downs”, overziet William Soemita zijn eigen politieke carrière. “Er is een periode van komen en gaan.” Biedt het huidige geschil over het voorzitterschap dan geen mooie aanleiding om plaats te maken voor verjonging en vernieuwing? “Ik wil gaan met de vrede en met de trefzekerheid dat de continuïteit van de partij gegarandeerd is. Er is nu een discussie gaande en ik ga niet voor mijn beurt praten. Wel kan ik zeggen: tot op dit moment word ik breed gedragen binnen de partij. Desondanks is er een komen en gaan.”
Toch lijkt zijn persoonlijke trots en halsstarrigheid, vernieuwing en verjonging in de weg te staan. Bij het uitlaten van zijn bezoek zegt hij bij de deuropening, kras en wijzend op zijn eigen borst: “Hier staat het gezag van de KTPI!” De volgende dag keert ondervoorzitter en parlementiër Oesman Wangsabesari de partij de rug toe – met behoud van zijn zetel. En dat vanwege de vasthoudendheid van een man die zegt genoegen te nemen met het bespelen van de tweede viool, maar kennelijk geen afstand kan doen van de eerste binnen zijn eigen partij.